Ter voorbereiding van de vrijdag in week 34 door het jaar 1, 26-11-2021
Uit een preek van John Henry kardinaal Newman († 1890)
Verwerft een onuitputtelijke schat in de hemel.
‘Pas op en wacht u voor alle hebzucht! Het land van een rijk man had een grote oogst opgeleverd. En hij zei: dan zal ik tot mijzelf zeggen: man, je hebt een grote rijkdom liggen voor lange jaren; rust uit, eet en drink en geniet ervan! Maar God sprak tot hem: dwaas! Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen’ (Lc. 12, 15-20). En verder: ‘Verkoopt uw bezittingen en geeft aalmoezen; verschaft u beurzen die niet verslijten, en verwerft een onuitputtelijke schat in de hemel waar geen dief bij komt en geen mot hem bederft. Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn’ (Lc. 12, 33-34).
Deze breuk met de wereld, kenmerk van een christelijke levenshouding die door Christus en zijn apostelen werd geschetst, komt in allerlei bijzonderheden tot uitdrukking, die wij op vele plaatsen verspreid in de heilige Schrift vinden. ‘Verliest uw hart niet aan de wereld of aan de dingen in de wereld!’ (1 Joh. 2, 15). ‘Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen, met een nieuwe visie’ (Rom. 12, 2). En nogmaals Paulus, nu over zichzelf: ‘Door het kruis van onze Heer Jezus Christus is de wereld voor mij gekruisigd en ik voor de wereld’ (Gal. 6, 14).
Als de eerste leerlingen zo onvoorwaardelijk afstand deden van de wereld en als zij daarom meteen zo ernstig op de proef werden gesteld, wat, denkt u, zou dan voor hen het gevolg zijn, als zij eerlijke mensen en geen huichelaars waren? Het antwoord is: zij waren verheugd dat zij zo op de proef werden gesteld. Dit is dus een van de grootste genaden van de eerste christenen: vreugde in al haar aspecten. Niet slechts een zuiver hart, niet slechts een onbezoedelde hand, maar ook een opgewekt gezicht. Ik herhaal: vreugde in al haar aspecten, want in de ware vreugde liggen vele genadegaven opgesloten: vreugdevolle mensen zijn liefdevol, vreugdevolle mensen zijn vergevensgezind, vreugdevolle mensen zijn vrijgevig. Als de vreugde een christelijke vreugde is, de gelouterde vreugde van vernederde en vervolgde mensen, maakt zij hen vredelievend, rustig, dankbaar, vriendelijk, hartelijk, zachtmoedig, hoopvol; ze is bevallig, teergevoelig, prettig, aandoenlijk, innemend.
Dit alles waren de christenen in de tijd van het Nieuwe Testament. Zij hadden ernaar verlangd het rijk van de wereld met al zijn praal op te offeren voor de liefde van Christus. Hem hadden zij gezien, Hem hadden zij liefgehad, in Hem geloofden zij, in Hem vonden zij hun genot. En telkens als hun wens werd ingewilligd, konden zij zich slechts op die dag verheugen en ‘opspringen van blijdschap, want groot was hun loon in de hemel’ (Lc. 6, 23).
‘Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart’ (Joh. 13, 35). En verder: ‘Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden’ (Joh. 14, 27).