Overweging ter voorbereiding van 15-06-2022, woensdag in de 11e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 15-06-2022, woensdag in de 11e week door het jaar

Uit het commentaar van de heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië († 444), op het boek Haggai

Mijn Naam is vol ontzag onder de volken

In de tijd van het verblijf van onze Verlosser bleek de goddelijke tempel onvergelijkbaar heerlijker dan de oude tempel en zoveel voortreffelijker en uitmuntender. Men kan zeggen: zoals de eredienst volgens de wet verschilt van de eredienst in Christus en het evangelie, en de waarheid verschilt van wat zich in de schaduw bevindt.

Hierover moet vooral nog het volgende worden gezegd, denk ik. De oude tempel stond enkel en alleen in Jeruzalem en er was maar één volk: dat van Israël dat daarin offers bracht. Maar nadat de Eniggeborene aan ons gelijk geworden was, hoewel Hij God was en Heer, en nadat Hij zijn licht over ons had doen stralen (vgl. Ps. 118 (117), 27), zoals de Schrift zegt, is de hele aarde gevuld met heilige woningen en ontelbare aanbidders, die met geestelijke offers en onstoffelijke reukwerken de God van het heelal vereren. En dit is het, denk ik, wat Maleachi namens God heeft verkondigd: ‘Ik ben een grote koning, zegt de Heer van de machten, en mijn Naam is vol ontzag onder de volken. Overal wordt aan mijn Naam een wierookoffer gebracht en een reine offergave’ (1, 14.11).

Het woord is dus waar dat de roem van de nieuwe tempel, dat is: van de kerk, groter zal zijn. Zij die zich inspannen voor de opbouw van deze tempel als een gastverblijf van de Verlosser, zullen ook als geschenk uit de hemel Christus ontvangen, de vrede van allen, ‘door wie wij in één Geest toegang hebben tot de Vader’ (Ef. 2, 18). Dit verklaart de profeet als hij zegt: ‘Ik zal vrede geven op deze plaats, en de vrede des harten tot behoud van allen die de grondslag hebben gelegd voor de oprichting van deze tempel’ (Hag. 2, 9). Immers, ook Christus zelf heeft ergens gezegd: ‘Mijn vrede geef Ik u’ (Joh. 14, 27). En hoe dit voordeel biedt aan wie beminnen, leert Paulus als hij schrijft: ‘De vrede van Christus, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden’ (Fil. 4, 7). Zo smeekte ook de wijze Jesaja: ‘Heer, onze God, schenk ons vrede, want zelfs al ons eigen werk hebt Gij voor ons verricht’ (Jes. 26, 12). Immers, wie eenmaal de vrede van Christus heeft mogen ontvangen, kan gemakkelijk zijn ziel bewaren en zijn geest richten op de beoefening van de deugd.

Daarom, zegt hij, wordt aan ieder die meebouwt, de vrede gegeven. Want, of iemand nu aan de kerk bouwt en als leider is aangesteld over Gods huis dan wel voor zijn eigen ziel zorgt om zichzelf tot een levende en geestelijke steen te vormen, ‘tot een heilige tempel en een woonstede van God in de Geest’ (Ef. 2, 26.22), zo iemand zal beslist het voordeel behalen dat hij gemakkelijk zijn eigen geestelijk heil verwerft.