Overweging ter voorbereiding van 22-12-2022, donderdag in de vierde week van de advent
Uit de geschriften van de priester Hugo Rahner († 1968)
Maria, moeder van de levenden
De eerste woorden van God bij de gesloten poorten van het paradijs getuigen van het vooruitzicht op de verlossing. Die woorden hebben betrekking op die ene en enige vrouw die nooit onderdanig is geweest aan de satan: ‘Vijandschap sticht Ik tussen u en de vrouw, tussen uw kroost en het hare’ (Gen. 3, 15). De vrouw die hier het eerst wordt aangesproken, is natuurlijk Eva. Het is de vrouw, nu degene die verlost is, op wie de ongekende belofte rust dat uit haar nageslacht de Verlosser zal voortkomen. Wij kunnen de diepste dimensies van deze profetie alleen peilen, als wij in Eva reeds de andere ‘Moeder van de levenden’ kunnen zien, die de Verlosser in lichamelijk opzicht ter wereld zal brengen. ‘Toen al’, zegt Augustinus, ‘was Maria in Eva besloten en door Maria wordt pas duidelijk wie Eva was.’ De vrouw die de kop van de slang verplettert, is de moeder van de mensgeworden God.
Christus, de zoon van de vrouw op wie de grote belofte rust, zal de satan overwinnen, en daarom stichtte God vijandschap tussen de slang en de vrouw, totdat de beloofde nakomeling zou opstaan om de kop van de slang te verpletteren en dat doet de zoon van Maria. Want uit de maagdelijke vrouw zou degene voortkomen die de kop van de slang tot zijn doelwit zal maken. Met andere woorden zegt Efrem de Syriër in een van zijn hymnen op Maria: ‘De Heer heeft het verkondigd, uit de hemel is de satan verstoten. Maria vertrapte met haar voeten hem die ooit Eva’s hiel doorboorde. Geprezen zij Hij die door zijn geboorte de vijand verpletterd heeft!’
Maria is hierbij al een voorspel op de kerk. In de kerk komt immers werkelijk tot voltooiing, wat begon bij haar onbevlekte ontvangenis – dat was een gave die Maria bij voorbaat ontving als vrucht van de kruisdood -: de terugkeer van het menselijk geslacht in het leven van de Vader, door de Zoon en in de heilige Geest. Daarom zien de kerkvaders in de grote vrouw van de oorspronkelijke belofte – dus in de samenhang tussen Eva en Maria – ook de kerk zelf, de moeder van dit nieuwe leven, de zegevierende bedwingster van de satan. Daarom is de heilige moederkerk de grote vrouw in wie Eva en Maria tot voltooiing komen, de strijdbare vrouw die aanwezig is in het proces van de geschiedenis, de vrouw die zal overwinnen op het einde der tijden.