Ter voorbereiding van 25-02-2022, vrijdag in de 7e week door het jaar

Ter voorbereiding van 25-02-2022, vrijdag in de 7e week door het jaar

Uit ‘De belijdenissen’ van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)

Christus is voor allen gestorven.

De waarachtige Middelaar is door u in uw geheimzinnige barmhartigheid aan de mensen aangekondigd en gezonden om hen door zijn voorbeeld ook nog de nederigheid zelf te laten leren – ‘die Middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus’ (1 Tim. 2, 5); Hij is tussen de sterfelijke zondaars en de onsterfelijke Gerechte opgetreden, sterfelijk met de mensen, gerecht met God, ten einde – omdat de soldij van de gerechtigheid het leven en de vrede is – door zijn met God verbonden gerechtigheid de dood teniet te doen van de gerechtvaardigde zondaars, wier dood Hij met hen heeft willen delen.

Wat hebt Gij ons liefgehad, goede Vader, ‘die uw enige Zoon niet hebt gespaard, maar Hem voor ons, zondaars, hebt overgeleverd!’ (vgl. Rom. 8, 32). Wat hebt Gij ons liefgehad, omwille van wie Hij die zich niet heeft willen vastklampen aan de gelijkheid met U, onderdanig is geworden tot de dood aan een kruis (vgl. Fil. 2, 6-7), Hij de enige die onder de doden vrij was, ‘die de macht had zijn leven af te geven en de macht had het terug te nemen’ (Joh. 10, 18), Hij die ten overstaan van U voor ons de overwinnaar en het slachtoffer was, en overwinnaar omdat Hij slachtoffer was. Hij die ten overstaan van U voor ons priester en offer is geweest, en priester omdat Hij offer was, Hij die ten overstaan van U ons van slaven tot zonen heeft gemaakt, uit U geboren en ons dienend.

Terecht is op Hem mijn krachtige hoop gevestigd, dat Gij al mijn kwalen genezen zult door Hem, die zetelt aan uw rechterhand en ‘die bij U voor ons ten beste spreekt’ (vgl. Rom. 8, 34). Was dat niet zo, ik zou wanhopig zijn, want talrijk en ernstig zijn die kwalen in mij. Talrijk zijn zij en ernstig, maar uw medicijn is krachtiger. Wij hadden kunnen menen dat uw Woord ver verwijderd was van een verbinding met de mens, en wij hadden aan onszelf kunnen wanhopen, indien dat Woord niet vlees was geworden en onder ons gewoond had.

Verslagen om mijn zonden en om de zware last van mijn ellende had ik in mijn hart de gedachte opgevat en het plan overwogen de vlucht te nemen naar de eenzaamheid. Gij hebt mij echter tegengehouden en gij hebt mij moed ingesproken door te zeggen: ‘Daarom is Christus voor allen gestorven opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die ter wille van hen is gestorven’ (2 Kor. 5, 15).

Welnu, Heer, ik werp mijn zorgen op U opdat ik mag leven, en ‘ik zal de heerlijkheid van uw wet aanschouwen’ (Ps. 119 (118), 18). Gij kent mijn onwetendheid en mijn zwakheid: onderricht mij en genees mij. Uw eniggeboren Zoon, ‘in wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen liggen’ (Kol. 2, 3), heeft mij vrijgekocht met zijn bloed. ‘Laat de trotsen mij niet slaan’ (Ps. 119 (118), 122), want mijn gedachte staat gericht op mijn losprijs, en ik eet en drink die, en ik deel die uit, en ik, arme, ik verlang ermee verzadigd te worden te midden van hen die eten en verzadigd worden. ‘En allen die God zoeken, prijzen Hem’ (Ps. 22 (21), 27).