Preek op 15-05-2022, 5e zondag van Pasen, jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 15-05-2022, 5e zondag van Pasen, jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal welkom. Als leerlingen van de Heer zijn wij samengekomen om de heilige Eucharistie te vieren.

Waaraan kunnen buitenstaanders zien, dat wij leerlingen van de Heer zijn? Jezus zelf zegt: “Als gij de liefde onder elkaar bewaart.”

Danken wij God voor de liefde, die er onder ons is, overduidelijk, en vergeten wij nooit, dat wij altijd aan de liefde moeten blijven werken.

Vandaag, broeders en zusters, wordt in Rome de Nederlander Pater Titus Brandsma door Paus Franciscus heilig verklaard.

Hij was Pater Karmeliet, en leefde van 1881-1942. Titus Brandsma was als hoogleraar en intellectueel een belangrijke stem in katholiek Nederland. In de jaren dertig keerde hij zich actief tegen de invloeden van nazisme en fascisme op Nederlandse katholieken. Hij gaf colleges en lezingen over de gevaren van deze ideologieën en greep in toen anti-Joodse maatregelen werden aangekondigd voor scholen. In 1941 zorgde hij samen met Aartsbisschop Johannes de Jong van Utrecht voor een verbod op NSB-propaganda in katholieke nieuwsbladen. Lang kon hij zijn verzet in het openbaar uitoefenen, maar deze laatste zet ging het naziregime te ver. In januari 1942 werd Titus Brandsma opgepakt. Hij werd uiteindelijk naar concentratiekamp Dachau gebracht. Een half jaar later stierf hij daar als martelaar nadat hem een dodelijk injectie was toegediend.

Om één wonderlijk gebeuren uit zijn leven te noemen: Vóór zijn executie had Titus gebeden dat de verpleegster die hem later de injectie zou toedienen berouw mocht krijgen van haar daden. Hij gaf haar ook zijn rozenkrans, hoewel zij protesteerde omdat zij een afvallige katholiek was. Enkele jaren later kwam diezelfde vrouw naar een priorij van de Karmelieten om vergeving te vragen. Zij werd een belangrijke getuige in het proces voor zijn zaligverklaring, dat plaatsvond in Rome op 3 november 1985. Ook protestantse kampgenoten zouden daar getuigen van Titus’ geloofsmoed te midden van de verschrikkingen in het kamp.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, Gij opent de poort van het geloof voor alle volken van alle tijden. Wij vragen U: roep ook in deze tijd mensen, die zich wijden aan het gebed en de bediening van het woord. Vermeerder het aantal leerlingen, die van harte geloven in uw Zoon en elkaar liefhebben, zoals Hij ons bevolen heeft. Die met U leeft … Amen.

Kinderwoorddienst

Preek

Het evangelie van vandaag gaat over twee thema’s: de liefde en de heerlijkheid. Wij spreken van een heerlijk kopje koffie, een heerlijke dag als het zonnetje schijnt, maar een ‘heerlijk kind’…, we horen dat niemand zeggen.

Maar Jezus – als Kind van God – zegt, dat Hij de Vader verheerlijkt en dat de Vader ook Hem zal verheerlijken. Waarin bestaat dan de heerlijkheid van God en van Jezus?

In de tweede lezing hoorden wij over Johannes, die van God een visioen krijgt, een soort dagdroom. Hij ziet de stad van God uit de hemel neerdalen als een bruid, die zich voor haar man heeft getooid. Het is zo ‘heerlijk’ in die stad, dat er nooit meer rouw is, geen verdriet, al het oude is voorbij. Op een andere plaats staat geschreven, dat er in die stad geen zon en maan nodig zijn, want het Lam, Jezus zelf, straalt er als een licht. De heerlijkheid van Jezus is een uitstraling vanuit zijn diepste wezen.

Er zijn inderdaad mensen van wie iets uitgaat. Wanneer de heilige diaken Stefanus door de joodse Raad vals wordt beschuldigd, verdedigt hij zich door over Gods wondere daden te vertellen en op dat moment straalt zijn gezicht als dat van een engel.

Jezus heeft ook een keer zo gestraald van hemels licht, boven op de berg Thabor waar Hij van gedaante veranderde en Mozes en Elia uit de hemel verschenen.

In die tijd zei Jezus tot de leerlingen: “Kindertjes, nog maar kort zal Ik bij u zijn. Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad, zo moet gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart.”

Maar de belangrijkste en de meest indrukwekkende uitstraling of heerlijkheid van Jezus is te zien op het moment, dat Hij met een rustige en waardige kracht zijn lijden en dood binnentreedt. De zelfverzekerdheid waarmee Jezus te kennen geeft, dat niemand Hem zijn leven afneemt, maar dat Hij het vrijwillig geeft. En dan vooral de heerlijkheid, de uitstraling, bij zijn verrijzenis. Hij heeft als Godmens de heerlijkheid van zijn Vader ontvangen.

Deze heerlijkheid, lieve mensen, is niet iets wat alleen voor Jezus is weggelegd. In zijn hogepriesterlijk gebed zegt Jezus, dat Hij de heerlijkheid, die Hij van de Vader heeft ontvangen, ook aan zijn leerlingen heeft geschonken (Joh. 17, 22). Diep in ieder van ons schijnt door ons doopsel en de andere sacramenten een hemels licht. Pater Pio, de grote wonderdoener van Italië, in 1968 gestorven, zei ooit, dat als hij mensen de heilige Communie gaf, hij bij hen een groot hemels vuur naar binnen zag gaan. Het is zaak dat licht de kans te geven om weer naar buiten te komen.

Grote geestelijke schrijvers, als Sint Jan van het Kruis en Franciscus van Sales, spreken over het leven in Gods tegenwoordigheid. Wij moeten ons er bewust van zijn, dat God altijd in ons is, bij ons, met zijn wijsheid en kracht. Hij hoort en ziet ons, altijd en overal. Niet als Iemand, die voortdurend ons doen en laten controleert, maar als een liefhebbende Vader, als onze beste Vriend. Die gedachte kan ons helpen om groot te zijn in de liefde.

Dat is wat Jezus vraagt: Zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben. Wij moeten niet een beetje liefhebben, maar tot het uiterste willen gaan. Willen wij ijzer laten smelten, dan heeft het vlammetje van een lucifer geen enkel nut. Dan hebben wij een groot en krachtig vuur nodig, gloeiend heet. Zo zal Gods licht weer in onze wereld gaan schijnen als wij bereid zijn aan onze liefde geen grenzen te stellen.

De eerste, die daarvan profiteert, zijn wijzelf. Wij worden als gloeiende steenkool, helemaal doorgloeid. Wie goed doet, voelt allereerst zelf de warmte van Gods liefde, leeft in het licht, dat van zijn eigen binnenste uitgaat.

Maar wat is het soms moeilijk, beste medegelovigen, om iedere dag opnieuw, ja, ieder moment opnieuw, te leven in de liefde. Ik vergis mezelf geregeld, maar wij moeten het blijven proberen. Iedere keer weer opstaan en verdergaan. Het is als met het vuur van een open haard, dat je soms niet meteen aankrijgt. Je blijft het proberen. En opeens schiet het vuur omhoog. Wat zal het onze Kerk en de wereld goeddoen als wij allemaal de heerlijkheid van Jezus uitstralen.

Heerlijkheid uitstralen is een vorm van evangelisatie. Misschien dat sommige mensen daarbij denken aan wat Paulus en Barnabas hebben gedaan: verre reizen maken naar ‘missielanden’. Mensen denken aan de vele ‘kwellingen’, die in de eerste lezing worden genoemd. Maar moeilijkheden horen bij het leven, welke levensstaat wij ook hebben.

Wat héél erg belangrijk is om te beseffen is dat de vruchten van het werken van de apostelen niet voortkwamen uit hun eigen bekwaamheid, ze waren geen gevolg van hun eigen heldendaden en hun lijden, maar ze kwamen voort uit wat God met hen had gedaan.

Hun succes in de ene stad en het falen in de andere hing niet af van hun spreekvaardigheid in het openbaar of van hun theologische kennis. Nee, ze wisten, dat het enige wat ze hoefden te delen het verhaal van Jezus was en hun persoonlijke ervaring van zijn redding. Ze lieten al het andere over aan de Heilige Geest, omdat ze wisten dat alleen Hij de harten van mensen kan veranderen.

Hetzelfde geldt voor ons. De oproep van God aan ons om een ‘missionaire apostel’ te worden is niets meer – en ook niets minder – dan de vraag om te vertellen over onze persoonlijke relatie met de Heer. We hoeven niet de hele heilige Schrift te kunnen uitleggen of de leer van de Kerk te kunnen verklaren en verdedigen. Soms hoeven wij niets te vertellen. Onze manier van leven kan dan alles zijn wat wij nodig hebben om bij mensen het verlangen op te wekken de Heer te gaan zoeken.

De sleutel is niet wat wij zeggen, maar wat God doet met wat wij zeggen. Het gaat niet om de kracht van onze woorden, maar om de kracht van de heilige Geest om iemands hart te raken. Daar hebben wij geen controle over. Wij kunnen er enkel om bidden. We spreken uit ons hart en de rest laten wij aan de Heer over.

Afgelopen vrijdag fietste ik op de Middenweg achter een man van middelbare leeftijd. Er zat een hondje in zijn fietsmand. Maar toen wij een jongetje van ongeveer 10 jaar passeerden maakte deze een onhandige beweging met zijn fiets. De man vóór mij slingerde het jochie een scheldwoord van drie letters naar zijn hoofd. Toen dacht ik: o, o, als die man Jezus zou kennen, zou hij dat niet doen.

Wij allemaal willen dat er vrede en eenheid onder alle mensen komt. Welnu, er is er maar Één, die dat kan bewerken: Jezus Christus. Helpen wij mensen om Jezus Christus te leren kennen. Delen wij onze persoonlijke ervaringen. Een groter goed dan het geloof is voor een mens niet mogelijk. Amen.