Aswoensdag tijdens de corona-pandemie – wijze van het opleggen van de as

Aswoensdag tijdens de corona-pandemie – wijze van het opleggen van de as

De voort­du­rende corona-epidemie stelt de Kerk bij herhaling voor de vraag, op welke wijze veilig gestalte kan wor­den gegeven aan bepaalde vie­rin­gen en li­tur­gische han­de­lin­gen. Van de kant van de Romeinse Con­gre­ga­tie voor de God­de­lijke Eredienst en de Rege­ling van de Sacra­menten, alsook door de Neder­landse Bis­schop­pen­con­fe­ren­tie zijn daar­om­trent reeds een aantal richt­lij­nen uit­ge­vaar­digd.

Met betrek­king tot de ko­men­de veer­tig­da­gen­tijd stelt zich de vraag, hoe de asopleg­ging op Aswoens­dag het beste kan gebeuren.

Tra­di­tio­neel kent men twee ver­schil­lende vormen: het strooien van as boven het hoofd van degene die aan deze boeteritus op Aswoens­dag deelneemt, ofwel het getekend wor­den met as (in de vorm van een kruis­te­ken) op het voor­hoofd.

De Nationale Raad voor Li­tur­gie adviseert dat tij­dens de pandemie op Aswoens­dag enkel gebruikt gemaakt wordt van de eerste vorm: het strooien van as op het hoofd. Dit is de oudste vorm in de chris­te­lijke traditie, gebaseerd op bijbelse gebruiken.

In de chris­te­lijke traditie kreeg de asopleg­ging op Aswoens­dag aller­eerst een plaats in de publieke boete. Toen deze publieke boete in de mid­del­eeuwen in onbruik raakte, bleef toch het gebruik bestaan, om bij het begin van de vasten bestrooid te wor­den met as, maar niet enkel voor publieke zon­daars en boe­telingen. De ritus werd voorge­schre­ven voor alle gelo­vi­gen: clerici en manne­lijke leken werd as op het hoofd gestrooid, vrouwen ont­vingen een askruisje op het voor­hoofd. Later werd het on­der­scheid doorge­voerd voor ener­zijds clerici, ander­zijds leken.

In ver­band met de bijbelse ach­ter­grond, de chris­te­lijke traditie en bete­ke­nis van de as kan het nut­tig zijn hier het ‘Di­rec­to­rium over volks­vroom­heid en li­tur­gie’ (nr. 125; vgl. Li­tur­gische Do­cu­men­ta­tie, dl. 2, p. 89-90) te citeren:

“Het begin van de veer­tig dagen van boetedoe­ning wordt in de Romeinse ritus aangeduid door het sobere symbool van de as dat de li­tur­gie van Aswoens­dag kenmerkt. Behorende tot het oude ritueel waarbij bekeerde zon­daars zich onderwierpen aan de canonieke boetedoe­ning, heeft het gebaar van het zich bestrooien met as de bete­ke­nis dat men zijn eigen broos­heid en ster­fe­lijk­heid erkent, die door Gods barm­har­tig­heid verlost moeten wor­den. Het is verre van een louter uiter­lijk gebaar en de Kerk heeft het dan ook bewaard als het symbool van de hou­ding van een boetvaar­dig hart. Iedere gelo­vi­ge is ertoe ge­roe­pen deze aan te nemen gedurende de veer­tig­da­gen­tijd. De gelo­vi­gen, die met velen toe­stro­men om de asopleg­ging te ont­van­gen, zullen dus geholpen dienen te wor­den om de inner­lijke bete­ke­nis te zien die opgesloten ligt in dit gebaar: het maakt de mens ont­vanke­lijk voor de beke­ring en de inzet voor de vernieu­wing van Pasen.”