Overweging ter voorbereiding van 31-10-2023, dinsdag in de 30e week door het jaar

Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461) over de zaligsprekingen

Zalig de armen van geest

Ongetwijfeld maken armen zich gemakkelijker de deugd van nederigheid eigen, want dank zij hun armoede blijven zij bescheiden en eenvoudig, terwijl de anderen zich gewoonlijk op hun rijkdom verheffen. Toch vindt men bij veel rijken een bereidheid hun overvloed niet te gebruiken om zich hoog boven anderen te stellen, maar om de weldadigheid te beoefenen. Wat zij uitgeven ter verlichting van andermans ellende en zorgen, beschouwen zij als de grootste winst.

Paus Leo de Grote

Alle standen en klassen van mensen kunnen elkaar ontmoeten in de beoefening van deze deugd: ook al is hun vermogen niet hetzelfde, zij kunnen allen dezelfde goede bedoelingen hebben. Het is niet van belang hoeveel zij onderling verschillen in aardse goederen, als zij inzake geestelijke goederen aan elkaar gelijk zijn. Daarom is die armoede zalig te prijzen die zich niet laat verleiden door liefde voor het tijdelijke, die niet streeft naar vergroting van bezit in deze wereld, maar verlangt naar verrijking met hemelse goederen.

Na de Heer hebben de apostelen het eerst het voorbeeld gegeven van deze grootmoedige armoede: zij hebben alles zonder onderscheid in de steek gelaten, zij hebben naar de roepstem van de goddelijke Meester geluisterd en zijn van gewone vissers zonder moeite mensenvissers geworden. Velen hebben zij tot hun gelijken gemaakt, tot navolgers van hun geloof: in de jonge kerk waren de gelovigen één van hart en één van geest. Zij deden afstand van al hun zaken en bezittingen, en door hun edelmoedige onthechting werden zij rijk aan eeuwige goederen. Door de prediking van de apostelen onderricht, verheugden zij zich erover niets te hebben van deze wereld, maar met Christus alles te bezitten.

Zo zei de heilige apostel Petrus, toen hij bij zijn opgang naar de tempel door een lamme om een aalmoes werd gevraagd: ‘Zilver of goud heb ik niet, maar wat ik heb, geef ik u: in de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: gebruik uw voeten’ (Hand. 3, 6). Wat is er grootser dan deze bescheidenheid? Wat is er rijker dan deze armoede? Zij kan niet helpen met geld, maar zij schenkt wat zij van zichzelf kan geven. Door zijn woord geneest Petrus de man die vanaf zijn geboorte lam was. Een geldstuk met de beeldenaar van de keizer kon hij niet geven, maar Christus’ eigen beeld vernieuwt hij in deze man.

Aan de rijkdom uit deze schatkamer is het niet alleen te danken dat die ene lamme weer zijn voeten kon gebruiken, maar ook dat vijfduizend mensen op aansporing van de apostel, ten gevolge van dit genezingswonder, het geloof aanvaardden. Inderdaad was Petrus zo arm dat hij niets had om aan de bedelaar te geven. Maar hij schonk de goddelijke genade in zo grote overvloed dat hij niet slechts één mens op de been hielp, maar enige duizenden geestelijk lammen genas en op de rechte weg bracht om vol vreugde in het voetspoor van Christus te treden.