Overweging ter voorbereiding van 30-08-2023, woensdag in de 21e week door het jaar

Uit een preek van de zalige Isaak, abt van Stella († 169)

Christus wil niets kwijtschelden zonder de kerk

Twee dingen komen alleen God toe: de eer van de belijdenis en de macht van de vergeving. Het eerste, de belijdenis, moeten wij Hem aanbieden; het tweede, de vergeving, moeten wij van Hem ontvangen. Want alleen aan God komt het toe de zonden te vergeven, en daarom mogen ze alleen aan Hem beleden worden. Maar toen de almachtige, verheven Heer zijn kerk die uit zichzelf machteloos en klein was, als het ware door een huwelijk aan zich verbond, maakte Hij de dienstmaagd tot koningin. Haar die achter Hem aan behoorde te komen om Hem nederig te dienen, verhief Hij aan zijn zijde. Want uit zijn zijde is zij voortgekomen, en aan zijn zijde heeft Hij haar als bruid geplaatst. En zoals alles van de Vader ook van de Zoon is, en alles van de Zoon ook van de Vader, daar zij één zijn van natuur, heeft ook de goddelijke bruidegom al wat van Hem was, aan zijn bruid gegeven, en al wat van zijn bruid was, in zich opgenomen om haar met zichzelf en ook met de Vader één te maken. Daarom zegt de Zoon, als Hij voor zijn bruid ten beste spreekt, tot de Vader: ‘Ik wil dat, zoals Ik en U één zijn, ook zij één zijn met Ons’ (Joh. 17, 21).

De bruidegom is dus één met de Vader maar ook met de bruid. Wat Hij in de bruid als niet van Hem aantrof, heeft Hij genomen om het aan het kruis te slaan. Haar zonden nam Hij op zich aan het kruis om ze door het kruis weg te nemen. Wat haar van nature eigen was, nam Hij aan om er zich mee te bekleden. Wat Hemzelf van Godswege eigen was, schonk Hij haar. Het duivelse nam Hij weg, het menselijke nam Hij aan, het goddelijke deelde Hij mee, opdat alles van de bruid ook van de bruidegom mocht zijn. Daarom kan Hij die geen zonde heeft gedaan en in wiens mond geen bedrog is gevonden (vgl. 1 Petr. 2, 22), toch zeggen: ‘Wees mij genadig, zwak als ik ben; maak mij gezond, Heer, ik voel mij geslagen’ (Ps. 6, 3). Zo neemt Hij die de zwakheid van de bruid heeft aangenomen, ook haar klacht over, en wordt alles van de bruidegom en de bruid gemeenschappelijk: zowel de eer van de belijdenis als de macht van de vergeving. Daarom ook luidt het voorschrift van de Heer: ‘Ga u laten zien aan de priester’ (Mt. 8, 4).

Zoals dus de kerk niets kan kwijtschelden zonder Christus, zo wil Christus niets kwijtschelden zonder de kerk. De kerk kan niets kwijtschelden, tenzij aan degene die berouw toont, dat wil zeggen: aan de mens die vooraf door de genade van Christus is geraakt. Christus wil niets als kwijtgescholden bekrachtigen bij hem die geen achting betoont voor de kerk. Christus, als toegewijde, trouwe bruidegom, wil niets doen zonder zijn bruid. Immers, ‘wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden’, heeft Hijzelf gezegd (Mt. 19, 6); hetgeen door Paulus als volgt wordt verklaard: ‘Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de kerk’ (Ef. 5, 32).

Wil dus nooit het hoofd scheiden van het lichaam, want dan is nergens nog de hele Christus. De hele Christus bestaat nergens zonder de kerk, zoals de hele kerk nergens zonder Christus bestaat. Want de hele en totale Christus is hoofd en lichaam. Daarom zegt Hijzelf: ‘Nooit is er iemand naar de hemel opgeklommen, tenzij Hij die uit de hemel is neergedaald, de Mensenzoon’ (Joh. 3, 13). Christus is de enige mens die de zonden vergeeft.