Overweging ter voorbereiding van 30-01-2024, dinsdag in de 4e week door het jaar

Uit het commentaar van Theodoretus, bisschop van Cyrus († ca. 466), op het boek Genesis

De droom van de ladder uit de hemel

Waarom vluchtte Jakob voor zijn broer naar den vreemde, alleen en met bijna niets bij zich, hoewel hij zo’n rijke zegen verkregen had? De goddelijke voorzienigheid toont zich des te duidelijker in wat tegenspoed lijkt te zijn. Want mensen die gelukkig zijn, weten niet goed hoe groot het geluk is dat zij mogen proeven. Daarom sloeg Jakob op de vlucht en ging hij helemaal alleen naar den vreemde, want hij zou met een groot vermogen terugkeren en zelf ervaren hoe groot Gods voorzienigheid is, en de anderen hierover onderrichten.

God liet deze bezorgdheid onmiddellijk blijken in een verschijning. Want Hij toonde Jakob een ladder die helemaal tot in de hemel reikte; heilige engelen gingen langs die ladder op en af. God zelf stond boven, bemoedigde Jakob en nam zijn angst weg. De engelen zeiden dat ze dienaren waren van God. Over hen toch zegt de heilige Paulus: ‘Wat zijn zij anders dan dienende geesten, uitgezonden ten behoeve van hen voor wie het heil is weggelegd’ (Heb. 1, 14). Elke daad van hen volstond om de aartsvader moed te geven. Wij kunnen daaruit leren dat niets verwaarloosd wordt of onverzorgd blijft bij de God van al wat is. Hij bestuurt alles met de hulp van zijn heilige engelen.

God schonk Jakob dezelfde zegen die Hij aan zijn vader en aan zijn grootvader gegeven had betreffende de talrijkheid van zijn nageslacht en de Heerser over de hele wereld: ‘Door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde’ (Gen. 22, 18). Daarna beloofde Hij hem ook zijn zorg en hulp voor het heden: ‘Ik ben met u; Ik zal u behoeden waar gij ook gaat, en u terugvoeren naar dit land. Want Ik zal u niet verlaten tot Ik mijn belofte heb vervuld’ (Gen. 28, 15).