Overweging ter voorbereiding van 29-12-2023, vrijdag, vijfde dag onder het Octaaf van Kerstmis

Uit een preek van de heilige Bernardus, abt van Clairvaux († 1153), over het Hooglied

Hij is herder, Hij is voedsel, Hij is redding.

In heel de tekst van het Hooglied is het Woord in beelden versluierd aanwezig. Ik denk dan ook dat de profeet daarop doelt, waar hij zegt: ‘Onze levensadem is Christus de Heer; in zijn schaduw leven wij onder de volken’ (Klaagl. 4, 20). Wij zien in een spiegel, onduidelijk, en nog niet van aangezicht tot aangezicht. Althans nu, zolang wij leven onder de volken. Want onder de engelen zal het anders zijn: ééns zullen ook wij, samen met hen in eenzelfde gelukzaligheid, Hem zien zoals Hij is, namelijk in goddelijke majesteit, niet in een schaduw.

Wel zeggen wij dat het Oude Testament voorafschaduwing en voorafbeelding is geweest, maar dat voor óns door de genade van Christus’ menswording het licht van de waarheid vanzelf doorbreekt; toch valt niet te ontkennen dat ook wij, wat de toekomstige tijd betreft, nog in de schaduw van de waarheid leven. Of iemand moet het oneens zijn met de Apostel die zegt: ‘Ons kennen is stukwerk en stukwerk ons profeteren’ (1 Kor. 13, 9); en verder: ‘Ik beeld mij niet in er al te zijn’ (Fil. 3, 13). Want is er geen verschil tussen degene die leeft in geloof en degene die ziet? De rechtvaardige leeft uit het geloof, de gelukzalige jubelt van vreugde omdat hij ziet. Zo leeft de heilige mens nog in de schaduw van Christus, en stelt de heilige engel zijn roem in de heerlijkheid die afstraalt van zijn gelaat.

Overigens is de schaduw van het geloof ook een goed: zij tempert het licht dat te sterk is voor de ogen, zodat de ogen aan het licht kunnen wennen. Er staat immers geschreven: ‘Hij heeft hun hart door het geloof gereinigd’ (Hand. 15, 9). Dus door het geloof wordt het licht niet uitgeblust, maar beschut. Wat de engel in werkelijkheid ziet, wordt door de schaduw van het geloof voor mij bewaard: het schuilt in mijn gelovig hart om te zijner tijd geopenbaard te worden. Tenslotte leefde ook de moeder van de Heer in de schaduw van het geloof. Tot haar is gezegd: ‘Zalig gij die geloofd hebt’ (Lc. 1, 45). Bovendien ontving zij de schaduw van Christus’ lichaam toen haar werd geboodschapt: ‘De kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen’ (Lc. 1, 35). En niet gering is de schaduw die door de kracht van de Allerhoogste wordt gegeven. Daardoor werd de Maagd overschaduwd, zodat zij – wat anders onmogelijk was voor een sterfelijke vrouw – toch, dank zij het omhulsel van het levendmakend lichaam, bestand was tegen de goddelijke tegenwoordigheid en het ontoegankelijke licht kon verdragen. Een kracht zo sterk, dat daarin elke vijandelijke macht is overwonnen. Een kracht die de duivels uitbant, een schaduw die de mensen beschermt; voedende kracht, verkwikkende schaduw.

Wij die leven in geloof, leven derhalve in de schaduw van Christus, en worden door zijn vlees gevoed opdat wij leven. Want het vlees van Christus is waarlijk spijs. Wordt Hij daarom ook hier niet opgevoerd als een herder, waar de bruid Hem, als ware Hij een van de herders, aanspreekt met de woorden: ‘Zeg mij toch, zielsbeminde, waar laat ge uw kudde grazen, waar rusten uw schapen in de middag?’ (Hoogl. 1, 7). De goede Herder, die zijn leven geeft voor zijn schapen! Zijn leven voor hen, zijn vlees voor hen; het ene als losprijs, het andere als spijs. O wonder! Hij is herder, Hij is voedsel, Hij is redding.