Overweging ter voorbereiding van 29-03-2024, Goede Vrijdag

Uit de geschriften van de priester Karl Rahner († 1984)

Wij knielen voor het kruis waaraan het heil van de wereld heeft gehangen.

In de liturgie van Goede Vrijdag toont de priester het kruisbeeld en zingt driemaal: ‘Zie het kruishout waaraan de Verlosser van de wereld hing.’ Allen antwoorden: ‘Komt, laten wij aanbidden.’

Velen gaan het kruis vereren. Zij knielen neer. Zij kussen de wondentekenen van de Heer. Zondaars – wij zijn het allen – knielen voor dit kruis neer. Want wij hebben Hem gekruisigd. Onze zonden zijn op Hem gelegd. Uit onze zonden is de dood geboren die Hem overweldigd heeft. Hij heeft ten dode toe geleden wat wij, schuldigen, Hem berokkend hebben.

Aan zijn voeten liggen de stervenden. Want zij ondergaan zijn lot. Zij sterven omdat Hij gestorven is. Zij sterven weliswaar allen aan de zonde. Maar God heeft deze dodelijke schuld alleen maar toegelaten in zijn koninkrijk op aarde, omdat Hij deze wereld opnam in zijn liefde voor de mens geworden Zoon. Want in Christus’ dood overheerste de genade zozeer de zonde dat ook de dood niet buiten Gods barmhartigheid viel. Daarom is de dood die wijzelf over ons afroepen en ondergaan als loon van de zonde, slechts een dood die de zonde laat sterven.

Voor zijn kruis wenen zij die lijden. Welke nacht van nood en ellende zou niet zijn nacht zijn? Welke tranen zijn niet door zijn dood geheiligd? Welk leed zou, om in hoop te worden doorstaan, meer nodig hebben dan de zekerheid dat het gedragen werd door de Mensenzoon die de Zoon van God was?

Voor Hem knielen de kinderen. Want Hij heeft van hen gehouden en hoewel Hij wist wat er omging in de mens, hun zijn vertrouwen gegeven. En hen die een van deze kleinen tot zonde verleiden, heeft Hij bedreigd met zijn veroordeling.

Voor Hem knielen de bejaarden die niets meer in het vooruitzicht hebben dan te sterven. Zij knielen voor de stervende God. En zij weten dat hun de grootste genade en de zwaarste daad nog te wachten staan. Alleen zij die in Hem en met Hem sterven, ontvangen en volbrengen dit alles op een goede manier.

Zwijgend knielen voor Hem de eenzamen. Want Hij die het meest eenzaam is en stierf in de woestijn van de dood en van de Godverlatenheid, Hij kent hen en heeft hun bittere eenzaamheid opgenomen in zijn eigen hart.

Wenend knielen voor Hem de weduwen en de moeders die een kind verloren hebben. Want zijn oog ziet nog liefhebbend en zorgend door de schaduw van de dood heen naar Maria, de moeder, die Hij vereenzaamd moet achterlaten.

Voor het kruishout knielen zij die elkaar liefhebben. Want bij Hem is alle kracht van de liefde en alle kracht die de ontgoocheling van de liefde verandert in de liefde die sterker is dan de dood. Dit is de liefde van Christus zelf, de enige die zich kan voeden met haar eigen vuur.

Voor het kruis knielen de geleerden en de wijzen van deze wereld. Daar leren zij dat alle wijsheid ijdel is die niet verbrandt in de zalige dwaasheid van de liefde. Daar leren zij dat de prediking van het kruis, die voor de Grieken een dwaasheid is en voor de joden een ergernis, voor hen Gods kracht en Gods wijsheid is, en dat het God behaagd heeft door de dwaasheid van het kruis de wereld te redden.

Voor het kruis knielen de priesters van God, omdat zij de Gekruisigde moeten prediken en altijd moeten drinken uit de beker van zijn lijden. Zij hebben zijn barmhartigheid meer nodig dan alle anderen. Van hen wordt immers rekenschap gevraagd omtrent hun dienstbaarheid aan het bloed dat heden vloeide uit de wonden van de Mensenzoon.

Zo knielen allen die Gods barmhartigheid erkend hebben, voor het kruis, dat onzichtbaar oprijst in alle ruimten en in alle tijden. Zij werpen zich ter aarde neer. Zij wenen. Zij bidden tot de Gekruisigde.