Overweging ter voorbereiding van 29-01-2024, maandag in de 4e week door het jaar

Uit het commentaar van Theodoretus, bisschop van Cyrus († ca. 466), op het boek Genesis

De zegen van Isaak over Jakob

Heeft Jakob gelogen, toen hij zei: ‘Ik ben Esau, uw eerstgeborene’ (Gen. 27, 19)? Ik meen van niet. Hij had het eerstgeboorterecht gekocht. Terecht noemt hij zichzelf dus de eerstgeborene.

Maar hoe moet die zegen worden verklaard? Uit Jakob moest Christus de Heer naar het vlees worden geboren, Hij naar wie de volkeren uitzagen, de Verlosser en Heer van de hele wereld. De aartsvader voorzag dit en sprak: ‘Ja, de geur van mijn zoon is als de geur van een akker die door de Heer is gezegend’ (Gen. 27, 27). De heilige Schrift spreekt vaak over de wereld als over een akker. We vernemen het van de Heer zelf in de evangelies, wanneer Hij de parabel verklaart: ‘de akker is de wereld; die het goede zaad zaait, is de Mensenzoon’ (Mt. 13, 38.37). Wij moeten dus erkennen dat in Jakob de redding van de hele wereld ligt. Daarom vraagt Isaak voor hem de dauw van de hemel en het vette van de aarde (vgl. Gen. 27, 28). In de eenvoudige en letterlijke zin doelen deze woorden op de genade van boven en de overvloed van het goede uit de aarde. Maar de akker heeft, denk ik, een diepere zin: de dauw duidt dan op de godheid van onze Heer Christus, het vette is ons mens-zijn dat Hij heeft aangenomen. Zoals de dauw onzichtbaar neerdaalt, en zich dan vastzet en parelt, zo heeft het onzichtbare Woord van God zich op de aarde zichtbaar gemaakt door het vlees. Hij heeft onder de mensen geleefd en heeft zich, naar het woord van de Apostel: ‘in het vlees geopenbaard’ (vgl. 1 Tim. 3, 16). Koren en wijn zijn een geheimvol teken voor de heilige mysteriën. Dit is in overeenstemming met de woorden: ‘Laten de volken je dienen, alle volken zullen je dienen’ (Gen. 27, 29).

Isaak heeft zijn zegen nogmaals bekrachtigd toen hij Jakob naar Mesopotamië stuurde met de woorden: ‘Groei uit tot een grote menigte volken. Moge God jou de zegen van je vader Abraham schenken’ (vgl. Gen. 28, 3 v). Wat met deze zegen bedoeld is, is niet moeilijk te begrijpen voor wie dat wil. Want de God van al wat is, heeft tegen Abraham gezegd: ‘Door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde’ (Gen. 22, 18).