Overweging ter voorbereiding van 25-03-2024, maandag in de Goede Week

Uit het commentaar van de priester Origenes († 253/254) op het evangelie van Johannes

Christus sprak over de tempel van zijn lichaam.

‘Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen’ (Joh. 2, 19). Het lijkt mij dat hier in de persoon van de joden die mensen aangesproken worden die gehecht zijn aan het lichamelijke en zintuiglijke. Omdat zij door hun handel een markthal gemaakt hadden van het huis van de Vader, werden zij door Jezus uit de tempel verdreven. Hierover ergerden zij zich en ze vroegen om een teken. Door dit teken zou openbaar moeten worden dat het Woord, dat zij weigeren aan te nemen (vgl. Joh. 1, 11), terecht zo handelt. De Verlosser echter vereenzelvigt zich met wat Hij over deze tempel en wat Hij over zijn eigen lichaam te zeggen heeft. Hij antwoordt namelijk op de vraag: ‘Wat voor teken kunt Gij ons laten zien dat Gij dit doen moogt?’, met: ‘Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen’ (Joh. 2, 18-19).

Welnu, volgens een mogelijke verklaring lijken mij beide, zowel de tempel als het lichaam van Jezus, beeld van de kerk te zijn. De kerk is uit levende stenen opgebouwd, een geestelijke tempel voor een heilige priesterschap (vgl. 1 Petr. 2, 5), gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl de sluitsteen Christus Jezus zelf is’ (Ef. 2, 20): vandaar het beeld van de tempel. Op grond van de tekst: ‘Gij zijt het lichaam van Christus, en ieder van u is een lid van dit lichaam’ (1 Kor. 12, 27), kunnen wij zeggen: zelfs indien de band tussen de stenen van de tempel schijnt verbroken te worden en, zoals in psalm 22 (21) geschreven staat, alle beenderen van Christus verbrijzeld schijnen te worden door hen die vervolgingen en verdrukkingen veroorzaken, en door hen die de eenheid van de tempel bestrijden, toch zal de tempel herrijzen. Het lichaam zal weer opstaan op de derde dag, nadat de dag van de boosheid voorbij is, en na de daaropvolgende dag van de voleinding.

Een derde dag zal immers aanbreken in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde (vgl. Jes. 65, 17), wanneer deze beenderen die het hele huis van Israël voorstellen (vgl. Ez. 37, 11), na de overwinning op de dood, op de grote dag van de Heer opgewekt worden. De verrijzenis van Christus na zijn lijden op het kruis omvat dus ook het mysterie van de verrijzenis van het hele lichaam van Christus. Zoals dit waarneembare lichaam van Christus werd gekruisigd, begraven en vervolgens opgewekt, zo werd ook het hele lichaam van Christus – dat zijn de gelovigen – met Hem gekruisigd en leeft nu niet meer. Want met Paulus wil ieder van de gelovigen slechts roemen op het kruis van onze Heer Jezus Christus waardoor de wereld voor hem gekruisigd is en hij voor de wereld (vgl. Gal. 6, 14).

Nu is iedere gelovige niet alleen met Christus gekruisigd, en gekruisigd voor de wereld, maar ook met Christus begraven. Paulus zegt immers: ‘Wij zijn met Christus begraven’ (Rom. 6, 4). En alsof hij reeds een zeker onderpand van de verrijzenis bezit, voegt hij eraan toe: wij zijn met Hem opgewekt (vgl. Rom. 6, 8).