Overweging ter voorbereiding van 25-02-2024, Tweede zondag in de veertigdagentijd

Uit een preek van Anastasius, abt van het klooster op de Sinaï († na 700), op het feest van de Gedaanteverandering van de Heer

Het is goed dat wij hier zijn

Dit mysterie werd door Jezus aan zijn leerlingen geopenbaard op de berg Tabor. Op weg daarheen had Hij hun gesproken over het rijk en over zijn wederkomst in heerlijkheid. Maar omdat zij wellicht nog niet voldoende zeker waren van wat Hij hun over dit rijk had verkondigd, wilde Hij hun tenslotte in het diepst van hun hart hiervan ten stelligste overtuigen. Het was zijn bedoeling hen door de gebeurtenissen van het ogenblik te brengen tot geloof in het toekomstige. Daarom liet Hij hen getuige zijn van een wonderbare verschijning, een goddelijke openbaring op de berg Tabor, bij wijze van voorafbeelding van het rijk der hemelen. Het was alsof Hij hun zei: om te beletten dat deze tussentijd ongeloof in u doet opkomen, daarom zeg Ik u onmiddellijk, reeds nu: voorwaar, er zijn er onder de hier aanwezigen, die de dood niet zullen ervaren, voordat zij de Mensenzoon zullen zien komen in de heerlijkheid van zijn Vader (vgl. Mt. 16, 28).

Om aan te tonen dat de macht van Christus beantwoordt aan zijn wil, voegt de evangelist hieraan toe: ‘Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg waar zij alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn gelaat begon te stralen als de zon en zijn kleed werd glanzend als het licht. Opeens verschenen hun Mozes en Elia die zich met Hem onderhielden’ (Mt. 17, 1-3).

Dit zijn de wonderlijke feiten, eigen aan deze dag, dit is het heilsmysterie dat zich heden op de berg voor ons heeft voltrokken. Want wat ons thans samenbrengt, is zowel de dood des Heren als dit Christusfeest. Willen wij nu met de uitverkoren en door Gods Geest geleide leerlingen dieper doordringen in deze onuitsprekelijke en heilige mysteries, laten wij dan luisteren naar de goddelijke stem die ons vanuit den hoge, vanaf de top van de berg, nadrukkelijk samenroept.

Daarheen moeten wij ons haasten om Jezus te volgen, die hier op aarde onze leidsman naar de hemel en onze voorloper is. Met Hem zullen wij eens stralen van licht dat alleen zichtbaar is voor de ogen van de geest. Tot in het diepste van onze ziel vernieuwd, zullen wij op zijn beeld gelijken en, evenals Hij, in een oogwenk van gedaante worden veranderd, vergoddelijkt en gereedgemaakt voor wat boven is.

Laten wij dan welgemoed en vol vreugde ons haasten naar de berg en de wolk binnengaan als een andere Mozes of Elia, Jakobus en Johannes. Laten wij zijn zoals Petrus: in vervoering om dit goddelijke visioen en deze verschijning, als het ware verheven boven de wereld, aan de aarde onttrokken. Treed uit het lichaam, verlaat deze schepping en keer u tot de Schepper, tot wie Petrus, geheel buiten zichzelf, zei: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn’ (Mt. 17, 4).

Inderdaad, Petrus, het is werkelijk goed hier te zijn met Jezus en hier voor eeuwig te blijven. Wat is er heerlijker dan met God te zijn, op Hem te mogen gelijken en in het licht te wonen? Ja, wij bezitten God reeds in onszelf, nu reeds zijn wij van gedaante veranderd, herschapen naar het beeld van God. Daarom moet ieder van ons vol blijdschap uitroepen: het is goed dat wij hier zijn, waar alles straalt van licht, waar vreugde is, geluk en zaligheid. Hier wordt ons hart vervuld van rust, vrede en zoetheid. Hier laat Christus, onze God, zich zien. Hier wil Hijzelf met de Vader bij ons verblijf nemen en zegt Hij bij zijn komst: ‘Vandaag is dit huis heil ten deel gevallen’ (Lc. 19, 9). Hier zijn met Christus de schatten van de eeuwige goederen in grote overvloed; hier weerspiegelt zich de eeuwigheid en zien wij de voorafbeelding van onze toekomst.