Overweging ter voorbereiding van 21-03-2024, donderdag in de vijfde week van de veertigdagentijd

Uit de verhandeling van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), over het evangelie van Johannes.

Het teken van de bronzen slang

Door zijn dood heeft Christus ons van de dood bevrijd: de dood heeft Hem ter dood gebracht en Hij heeft op zijn beurt de dood gedood. Gij weet het, broeders en zusters: ‘God heeft de dood niet gemaakt en Hij vindt geen vreugde in de ondergang van hen die leven, maar alles heeft Hij voor het zijn geschapen’ (Wijsh. 1, 13-14). Maar de heilige Schrift voegt hieraan toe: ‘Door de afgunst van de duivel is de dood in de wereld gekomen’ (Wijsh. 2, 24). Welnu, Jezus, de Zoon van God, het Woord van God, door wie alles geworden is (vgl. Joh. 1, 3), de eniggeboren Zoon, gelijk aan de Vader, is sterfelijk geworden, want ‘het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond’ (Joh. 1, 14).

Hij heeft dus de dood aanvaard, Hij heeft de dood opgehangen aan het kruis en zo worden de stervelingen bevrijd van de dood. De Heer herinnert aan de voorafbeelding hiervan in de geschiedenis van het joodse voorgeslacht: ‘Zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn, moet ook de Mensenzoon omhoog worden geheven, opdat al wie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben’ (Joh. 3, 14.16). Dit is een groot en heilig teken. Het volk van Israël lag neergeveld in de woestijn ten gevolge van de slangenbeten; het was een ware slachting, want velen stierven. Toen gaf God aan Mozes het bevel een bronzen slang te maken, deze omhoog te heffen aan een paal en het volk te waarschuwen: wie door een slang gebeten was, moest opzien naar deze slang. Wat zijn die bijtende slangen? De zonden die voortkomen uit onze sterfelijkheid. Wie stelt die slang boven op de paal voor? Christus, gestorven op het kruis. De beet van de slang is dodelijk, de dood van de Heer is levenwekkend. Christus zelf is het leven en toch hangt Hij aan het kruis. Hij is het leven en toch is Hij gestorven. Maar door de dood van Christus is de dood gestorven: stervend heeft het Leven de dood ten ondergebracht, de volheid van het leven heeft de dood verslonden; in het lichaam van Christus is de dood tenietgedaan. Dit zullen ook wij zeggen bij de opstanding, als wij de zegezang zullen aanheffen: ‘Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw angel?’ (1 Kor. 15, 55).

Thans in deze tussentijd, moeten wij opzien naar de gekruisigde Christus om genezen te worden van de zonde. Zij die hun ogen op de bronzen slang richtten, kwamen niet om door de slangenbeten; zo worden zij die gelovig de dood van Christus beschouwen, genezen van de verwondingen van de zonde. De eersten werden van de dood gered voor een kortstondig leven, maar voor de anderen geldt wat de Heer hier zegt:’opdat zij eeuwig leven zullen hebben’ (Joh. 3, 16).

Dit is de waardigste boom die midden in het paradijs staat; hieraan heeft de Heiland door zijn eigen dood de dood van allen overwonnen.

Hoger dan alle ceders is alleen deze boom.

Hieraan heeft de Heiland door zijn eigen dood de dood van allen overwonnen.