Overweging ter voorbereiding van 18-04-2024, donderdag in de derde week van Pasen

Uit het commentaar van de priester Origenes († 253) op de brief aan de Romeinen

Christus is er niet voor teruggeschrokken op het ogenblik dat Hij moest lijden, voor de goddelozen en de onrechtvaardigen te sterven.

Iemand geeft niet licht zijn leven voor een rechtvaardige en ieder aarzelt de dood te ondergaan, ook al is de reden van zijn dood gerechtvaardigd. Hoe groot moet Christus dan wel niet zijn en hoe groot moet men zich dan wel niet Christus’ liefde voor ons voorstellen? Hij is immers ‘op de gestelde tijd’ (Rom. 5, 6) dat Hij moest lijden, er niet voor teruggeschrokken voor de goddelozen en de onrechtvaardigen te sterven. Vooral hierin is het bewijs gelegen van die goddelijke goedheid tot het uiterste toe.

Als Christus immers niet uit God zou zijn voortgekomen en met Hem één in wezen was geweest, de Zoon van de Vader, over wie gezegd wordt dat ‘niemand goed is dan God alleen’ (Mc. 10, 18), dan had Hij een zo grote goedheid jegens ons niet kunnen tonen. Omdat men nu op grond van dit bewijs van een zo grote liefde in Hem een goed mens herkent, zal iemand wellicht ook voor Hem durven sterven.

Wanneer ieder nu ingezien heeft dat Christus voor hem zo goed is geweest en dat een mens in zijn hart de liefde draagt die door Christus daarin is uitgestort, zal iemand niet alleen voor Hem die zo goed was verlangen te sterven, maar ook moedig willen sterven. Dit nu zien wij vaak door de gebeurtenissen metterdaad in vervulling gaan. Mensen in wie de liefde van Christus overvloedig is uitgestort, bieden zich ook vrijwillig en met alle moed aan hun vervolgers aan en belijden Christus’ naam ten aanhoren van de wereld en ten overstaan van engelen en mensen. Zo durven zij niet alleen omwille van zijn Naam onrecht te verduren, maar zij durven ook de dood, die iemand niet licht voor een ander verdraagt, omwille van Hem te ondergaan die zo goed was. De liefde voor het leven hier op aarde is immers zo groot dat ieder, ook wanneer een gegronde reden voor de dood zich aandient, niet licht de dood gelaten aanvaardt. Het is dus alleen het sterven voor God dat men met alle moed op zich neemt. Ieder ander sterven echter ondergaat en verdraagt men nauwelijks, ook al is dit gerechtvaardigd en is het een gevolg van de wetten van ons menselijk bestaan.

‘God bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven toen wij nog zondaars waren. Des te zekerder zullen wij, nu wij eenmaal gerechtvaardigd zijn door zijn bloed, dank zij Hem ontkomen aan de toorn’ (Rom. 5, 8-9). Toen Paulus zei dat ‘Christus op de gestelde tijd voor de goddelozen gestorven is’, wilde hij hiermee de grootheid van Gods liefde jegens de mensen tonen. Immers, als die liefde zo groot is geweest jegens goddelozen en zondaars dat Hij voor hun heil zijn Zoon gaf, hoeveel guller en overvloediger zal die liefde dan zijn jegens hen die zich bekeerd hebben, gereinigd zijn en, zoals Hijzelf zegt, door zijn bloed verlost zijn?