Overweging ter voorbereiding van 16-11-2023, donderdag in de 32e week door het jaar

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), over de herders

Wees een voorbeeld voor de gelovigen

Nadat de Heer gezegd had waarop die herders gesteld zijn, zei Hij ook wat ze verwaarlozen. De gebreken van de schapen zijn wijd en zijd bekend. Er zijn weinig gezonde en vetgemeste schapen, en hiermee bedoel ik schapen die sterk zijn door het voedsel van de waarheid en die de weiden van Gods gave goed weten te benutten. De slechte herders ontzien hen echter niet. Het is nog niet genoeg dat ze de zieke, zwakke, verdwaalde en verloren dieren niet verzorgen. Ze doden zelfs, zoveel ze kunnen, sterke en vetgemeste schapen. Toch blijven die leven! Ze leven door de barmhartigheid van God. In zover het echter van de slechte herders afhangt, worden ze gedood. Dan vragen jullie: hoe doden ze hen? Door het slechte leven dat zij leiden, en door het slechte voorbeeld dat zij geven. Is er zonder reden gezegd tegen een dienaar van God die een uitzonderlijke plaats innam onder de helpers van de opperste herder: ‘Geef hun zelf een goed voorbeeld’ (Tit. 2, 7), en: ‘Wees een voorbeeld voor de gelovigen’ (1 Tim. 4, 12)?

Immers, ook een sterk schaap ziet het meestal, als zijn leider een slecht leven leidt. Als het dan zijn ogen afwendt van de voorschriften van God en op de mens let, zal het in zijn hart beginnen te zeggen: als mijn leider zo leeft, wie ben ik dan dat ik niet zou doen wat hij doet? In dat geval heeft de herder het sterke schaap gedood. Als hij dus door zijn slecht leven het sterke doodt, het sterke dat hijzelf niet sterk gemaakt heeft, maar sterk heeft aangetroffen, wat zal hij dan doen met de andere?

Geliefden, ik zeg het jullie en ik herhaal het. Er zijn ongetwijfeld schapen die leven en sterk zijn door het woord van de Heer en die onderhouden wat ze van Hem gehoord hebben: ‘Doet en onderhoudt daarom alles wat zij u zeggen, maar handelt niet naar hun werken’ (Mt. 23, 3). Niettemin zal hij die in het oog van het volk een slecht leven leidt, voor zover het van hem afhangt, doden wie naar hem kijkt. De slechte leider moet zich niet gevleid voelen dat zijn slachtoffer niet dood is. Het leeft weliswaar, maar hijzelf is een moordenaar. Het is als met een losbandige man die een vrouw bekijkt om haar te begeren. Zij blijft kuis, maar hij heeft echtbreuk gepleegd. De uitspraak van de Heer is klaar en duidelijk: ‘Al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd’ (Mt. 5, 28). Hij kwam niet in haar slaapkamer, maar in zijn eigen binnenkamer wentelde hij zich al in wellust.

Zo gaat het met ieder die slecht leeft in de ogen van hen van wie hij de leider is: in zover het van hem afhangt, doodt hij ook de sterken. Wie hem navolgt, sterft. Wie hem niet navolgt, leeft. Maar wat die leider betreft: hij heeft beiden gedood, zoals de profeet zegt: ‘Ge slacht het vetgemeste dier, maar weiden doet ge de beesten niet’ (Ez. 34, 3).