Overweging ter voorbereiding van 16-04-2024, dinsdag in de derde week van Pasen

Uit de geschriften van de priester Lucien Cerfaux († 1968)

De roeping tot ‘profeet’

De tekst van Galaten 1, 15-16 plaatst Saulus’ ervaring op de weg naar Damascus in het raam van de verschillende roepingen tot profeet: ‘Toen het Hem had behaagd, die mij van de moederschoot af door zijn genade had uitverkoren en geroepen; toen het Hem had behaagd zijn Zoon aan mij te openbaren…’ Hier denken we aan Jeremia en meer nog aan de dienstknecht Gods Jesaja (vgl. Jer. 1, 5; Jes. 49, 1), onder alle mensen uitgekozen voor een bijzondere zending, vóór hun geboorte getekend door God, geroepen, gezonden. Maar de roeping van Paulus was met geen andere te vergelijken: God behoudt hem de rol voor van de engel-boodschapper die op het eind der tijden het heil zal verkondigen aan de heidenen (vgl. Apok. 14, 6; Gal. 1, 8).

Paulus was op deze wekroep niet voorbereid en had er ook niet over kunnen nadenken. Midden in zijn loopbaan werd hij gegrepen door Christus Jezus (vgl. Fil. 3, 12), gegrepen door een hand die sterker was dan hij: hij moest een werktuig worden van iemand die hem ver was voorgegaan. Lucas schetst de gebeurtenis in de vorm van een gesprek: ‘Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? Heer, wie zijt Gij? Ik ben Jezus die gij vervolgt’ (Hand. 9, 4-5; vgl. 22, 7-8; 26, 14-15).

Het gesprek wordt afgebroken, maar Paulus neemt de tijd niet om na te denken. Hij weet – ineens, in een gedachtenflits die niet van hemzelf komt – dat Jezus verrezen is en waarlijk leeft.

De betekenis van het visioen ligt in dat visioen zelf – God ‘heeft zijn Zoon aan hem geopenbaard’ (vgl. Gal. 1, 16), ‘Gods Zoon’, dat is de persoon van Jezus. Paulus leert de Thessalonicenzen dat ze uit de hemel de Zoon moeten verwachten van de levende en waarachtige God, die door God uit de doden is opgewekt (vgl. 1 Tess. 1, 19).

Paulus weet dat en herinnert zich de Aramese aanroeping waarmee Jezus zich tot God richtte: Abba, Vader! (vgl. Gal. 4, 6; Rom. 8, 15). Eveneens heeft hij het stamelen vernomen van de oude theologie der christengemeente, die zich Jezus voorstelde onder de figuur van de ‘Mensenzoon’ uit de profetie van Daniël. Nu was het zijn beurt om te spreken. Hij heeft het gedaan in een beslissende formule, stevig fundament van onze christologie: van alle eeuwigheid was Jezus Zoon Gods en nu heeft Hij zich geopenbaard in de macht die Hem toekwam.

Paulus is niet geroepen omwille van zijn eigen persoon. Zijn reden van bestaan binnen het christendom is identiek met zijn arbeid als apostel van de volken. In Gods gedachten is hij het punt in de tijd waaraan heel de toekomst hangt, de lichtbron waaruit een lichtkegel opschiet. God heeft in hem zijn Zoon geopenbaard, opdat hij Hem verkondigen zou aan de volken. Heel het licht is reeds aanwezig in de gloed van de bron. Paulus zal de dienaar zijn, die de heidenen naar Christus leidt. Hij zal het voorbeeld zijn voor de christenen uit het heidendom. Hij zal het licht van de volken zijn. Hij zal eerst zelf leven in Christus en het leven dat hij geven zal, is allereerst het leven van de Heer. Zijn theologie en zijn activiteit zullen bestaan in de verbreiding van zijn geestelijke ervaring.