Overweging ter voorbereiding van 14-04-2024, derde zondag van Pasen

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)

Op zoek naar het ware geluk

Wilt gij gelukkig zijn? Ik zal u – met uw goedvinden – wijzen waar gij het geluk kunt vinden. Volgt mij maar. ‘Hoe lang blijft uw hart nog gesloten, hecht gij aan voosheid en zoekt gij bedrog? Beseft toch…’ Wat moeten wij beseffen? ‘Dat de Heer zijn Heilige heeft verheerlijkt’ (Ps. 4, 3-4).

Christus is gekomen naar onze ellende: Hij heeft honger geleden, Hij heeft dorst geleden, Hij heeft vermoeidheid gekend, Hij heeft geslapen; Hij heeft wonderen gedaan, Hij heeft smaad verduurd, Hij is gegeseld, Hij is met doornen gekroond, Hij is bespuwd, Hij is in het gezicht geslagen, Hij is gekruisigd, Hij is met een lans gewond, Hij is in een graf gelegd; maar de derde dag is Hij verrezen. Toen was een einde gekomen aan alle tegenspoed: toen was de dood gedood!

Richt daarop nu uw blik: op zijn verrijzenis. God heeft immers zijn Heilige zo verheerlijkt, dat Hij Hem heeft opgewekt uit de doden en Hem de eer gegeven in de hemel te zitten aan zijn rechterhand. Hij heeft u getoond waarop gij bedacht moet zijn als gij gelukkig wilt zijn: hier kunt gij dat niet. In dit leven kunt gij niet gelukkig zijn, niemand kan dat. Gij zoekt iets goeds, maar deze aarde is niet het oord dat voortbrengt wat gij zoekt. Wat zoekt gij dan? Een gelukkig leven. Maar dat bestaat hier niet.

Als gij goud zoudt zoeken op een plaats waar het niet is, zou dan iemand die weet dat daar geen goud te vinden is niet zeggen: waarom graaft gij hier? Waarom woelt gij de aarde om? Gij maakt alleen maar een kuil waar gij in kunt stappen, maar waar gij niets zult vinden. Wat zoudt gij iemand antwoorden op zo’n opmerking? Ik zoek goud! En hij: ik zeg niet: wat gij zoekt, bestaat niet; alleen is het niet daar waar gij zoekt. Zo is het ook als gij zegt: ik wil gelukkig zijn. Gij zoekt iets goeds, maar het is niet hier. Als Christus het hier heeft gekend, zult gij het ook kennen.

Uw ellende heeft Christus op zich genomen; zal Hij u nu ook zijn geluk niet geven? Ja, Hij zal het u geven. Zijn leven heeft Hij ons beloofd: maar nog ongelooflijker is wat Hij heeft gedaan. Zijn eigen dood heeft Hij ons reeds gegeven, alsof Hij zei: Ik nodig u uit deel te hebben aan mijn leven, daar waar niemand sterft, waar het leven werkelijk gelukkig is, waar een spijs is die niet bederft, die herstelt, maar niet opraakt. Zie waartoe Ik u uitnodig: tot het vaderland der engelen, tot de vriendschap met de Vader en de heilige Geest, tot het eeuwig gastmaal, tot het geluk mijn broeders en zusters te zijn. Kortom: Ik nodig u uit tot Mij te komen om deel te hebben aan mijn leven. Wilt gij niet geloven dat Ik u mijn leven zal geven? Ontvangt dan als onderpand mijn dood.

Laten wij dus thans, nu wij in dit vergankelijk leven zijn, door een algehele verandering van leven met Christus sterven, en laten wij met Christus leven door de liefde tot de gerechtigheid. Aan het gelukkig leven toch zullen wij pas dan deel krijgen, wanneer wij zijn gegaan naar Hem die naar ons is gekomen, en wanneer wij zullen zijn met Hem die gestorven is voor ons.