Overweging ter voorbereiding van 13-03-2024, woensdag in de vierde week van de veertigdagentijd

Uit de geschriften van de heilige Basilius de Grote, bisschop van Caesarea († 379)

Er is slechts één dood voor het heil van de wereld en één opstanding uit de doden.

Onze God en Heiland heeft het zo beschikt dat de mens teruggeroepen wordt uit de ballingschap van de zonde en dat hij terugkeert naar een vertrouwelijke omgang met God van wie hij vervreemd was ten gevolge van zijn ongehoorzaamheid. Dat is de reden van Christus’ lichamelijke aanwezigheid onder ons, van de voorbeelden van zijn optreden, zoals het evangelie ons dat toont, van zijn lijden, van zijn dood aan het kruis, van zijn begrafenis en zijn opstanding. Daardoor kan de mens die, door Christus na te volgen, gered wordt, opnieuw kind van God worden.

Voor de vervolmaking van het leven is het daarom noodzakelijk Christus na te volgen, niet alleen in de voorbeelden van zachtmoedigheid, nederigheid en geduld die Hij tijdens zijn leven gaf, maar ook in de dood zelf. Zo zegt Paulus, de navolger van Christus: ‘Ik wil steeds meer op Hem lijken in zijn sterven om eens te mogen komen tot de wederopstanding uit de doden’ (Fil. 3, 10-11).

Hoe worden wij nu gelijk aan Hem in de dood? Door met Hem begraven te worden in het doopsel. Wat is nu de aard van dit begraven worden? Wat voor nut heeft die navolging? Op de eerste plaats is het noodzakelijk met de vroegere manier van leven te breken. Dat is echter onmogelijk, indien men, volgens het woord van de Heer, niet wedergeboren wordt (vgl. Joh. 3, 3). Wedergeboorte is immers, zoals ook het woord zelf al zegt, het begin van een tweede leven. Om echter een tweede leven te beginnen moet men een einde maken aan het voorafgaande. Bij een wedloop in de renbaan is er een zeker rustpunt tussen het heen- en teruglopen. Zo ook, wanneer men verandert van leven, lijkt de tussenkomst van de dood noodzakelijk. De dood maakt een einde aan het voorafgaande en laat een volgend leven beginnen.

Hoe brengen wij nu de afdaling in die onderwereld tot stand? Door de begrafenis van Christus in het doopsel na te volgen. Het lichaam van de dopelingen wordt immers als het ware begraven in het water. Het doopsel brengt nu het afleggen van de werken van het vlees op symbolische manier tot uitdrukking. De apostel Paulus zegt dan ook: ‘In Hem zijt gij ook besneden, niet in fysieke zin, door een lichamelijke ingreep, maar met de Christus-besnijdenis: de doop’ (Kol. 2, 11-12). Zo wordt de ziel als het ware gereinigd van het vuil dat zich hierop door een aardse gezindheid heeft vastgezet, zoals er geschreven staat: ‘Was mij dat ik witter word dan sneeuw’ (Ps. 51 (50), 9). Wij kennen dan ook maar één heilzaam doopsel, omdat er maar één dood is voor het heil van de wereld en één opstanding uit de doden.