Overweging ter voorbereiding van 12-04-2024, vrijdag in de tweede week van Pasen

Uit een paaspreek van de zalige Guerric, abt van Igny († 1157)

Het is mij genoeg dat Jezus leeft

Heel wat méér betekent het Jezus in zijn hart te ontvangen dan Hem met de ogen te zien of met de oren over Hem te horen; veel machtiger ook is de werking van de geest op de inwendige vermogens van de mens dan die van het lichaam op zijn uitwendige zintuigen. Welke twijfel blijft er nog over, waar hij die getuigt en hij voor wie het getuigenis geldt, één geest zijn? Als zij één geest zijn, zijn zij ook één denken en één samen-denken.

Toen herleefde waarlijk, zoals dat ook van Jakob gezegd wordt, hun geest, die al bijna door de rouw was uitgeblust, zo niet in wanhoop begraven. Toen heeft ongetwijfeld ieder van hen tot zichzelf gezegd: ‘Het is mij genoeg dat mijn Jozef leeft, want voor mij is leven Christus en sterven winst’ (Fil. 1, 21). Ik zal opgaan naar Galilea, naar de berg die Jezus ons aanwees, en ik zal Hem zien en aanbidden voor ik doodga, om daarna nooit meer te sterven. Want ‘ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, bezit eeuwig leven’, zodat hij ‘zal leven, ook al is hij gestorven’ (Joh. 6, 40 en 11, 25).

Nu dan, dierbaren, in welke mate getuigt de vreugde van uw hart over uw liefde tot Christus? Ik voor mij denk – of het juist is, moet gij uitmaken – dat, indien gij Jezus ooit bemind hebt, hetzij in zijn leven, hetzij in zijn dood, hetzij in zijn weder-leven, vandaag, nu zovele malen in de kerk het nieuws van zijn verrijzenis in woord en samenzang weerklinkt, uw hart in uw binnenste moet juichen van vreugde en zeggen: men heeft het mij geboodschapt: Jezus, mijn God, leeft. Bij deze tijding leefde mijn geest weer op, die ingesluimerd was van ontgoocheling, die kwijnde van lauwheid, die was verschrompeld van kleinmoedigheid. Want het zoete geluid van deze zegenrijke boodschap doet ook de zondaars uit de dood opstaan. Maar voor hem, die door Jezus bij zijn terugkeer uit de dodenwereld in de afgrond van de hel werd achtergelaten, is niet de minste hoop meer: hij zal in vergetelheid begraven worden.

Hieraan zult gij waarlijk herkennen dat uw geest in Christus volledig tot het leven is teruggekeerd, als gij de volgende woorden met overtuiging zegt: het is mij genoeg dat Jezus leeft!

O uitroep van geloof, die vrienden van Jezus volkomen past! O zuivere genegenheid, die aldus spreekt: het is mij genoeg dat Jezus leeft! Als Hij leeft, leef ik, want mijn ziel hangt vast aan Hem; Hij moet mijn leven zijn, Hij mijn al! Immers, wat kan mij ontbreken als Jezus leeft? Ja, al het andere mag mij ontbreken, dat maakt mij niets, als Jezus maar leeft! Ik mag dus mezelf ontbreken, als dat Hem behaagt: het is mij genoeg, als Hijzelf maar leeft voor zich!

Als de liefde tot Christus het hart van de mens zodanig in beslag neemt, dat hij zichzelf verwaarloost en vergeet, om alleen aan Jezus Christus en wat van Jezus Christus is te denken, dan pas, meen ik, is in hem de liefde volmaakt. Voorwaar, voor iemand die zo is ingesteld, valt armoede niet zwaar; zo iemand voelt geen onrecht, lacht om verwijten, geeft niet om geldelijk nadeel, beschouwt de dood als winst. Meer nog, hij is ervan overtuigd dat hij niet sterft, daar hij weet dat hij van de dood naar het leven overgaat en in vertrouwen zeggen mag: ‘Ik wil naar Hem toe en Hem zien, voor ik doodga’ (Gen. 45, 28).

Mijn dierbaren, ook al weten wij dat wij niet zo zuiver zijn van hart, laten wij toch optrekken, laten wij Jezus gaan zien op de berg in het hemelse Galilea, die Hij ons aanwees. Gaandeweg zal onze liefde groeien en op het einde van de tocht althans volmaakt zijn. Gaandeweg wordt het pad, dat aanvankelijk smal en moeilijk is, breder en breder, en zwakken voelen hun kracht toenemen.