Overweging ter voorbereiding van 12-01-2024, vrijdag in de 1e week door het jaar

Uit het commentaar van de heilige Beda de Eerbiedwaardige († 735) op het boek Genesis

De ark van Noach als beeld van de kerk

De bouw van de ark en het plotseling verschijnen van de vloed bevatten een veelzijdig mysterie. Vooreerst wijst de verrassende overstroming op het niet voorzienbare uur van het laatste oordeel. Het is zoals de Heer zelf gezegd heeft: ‘Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon. Zij aten en dronken, huwden en werden ten huwelijk gegeven tot op de dag waarop Noach de ark binnenging en de zondvloed kwam, die alles verdelgde’ (Lc. 17, 26-27).

De bouw van de ark, die honderd jaar in beslag nam, duidt op de gehele tijd van de wereld waarin ook de heilige kerk wordt opgebouwd en tot voltooiing gebracht. Immers, toen de ark voltooid was en allen die gered zouden worden, erin gebracht waren, brak de vloed los. Zo zal het einde van de wereld aanbreken wanneer allen die tot het eeuwig leven zijn voorbestemd, in de kerk zijn binnengetreden. In deze verklaring is de ark duidelijk een beeld van de kerk: Noach is de Heer, die de kerk opbouwt; de vloed is het einde van de wereld en het laatste oordeel.

We kunnen het beeld van de ark en de zondvloed nog op een andere wijze toepassen. De ark is de kerk; de vloed is het water van het doopsel waardoor de kerk zelf in al haar ledematen gezuiverd en geheiligd wordt. De apostel Petrus zegt in dit verband: ‘In de dagen toen Noach de ark bouwde, oefende God in zijn lankmoedigheid geduld. In de ark bleven slechts enkelen, niet meer dan acht personen, behouden te midden van het water. Dit was een voorafbeelding van het doopwater, waardoor gij nu gered wordt. De doop beoogt niet de verwijdering van lichamelijke onreinheid, maar de verbintenis met God van een goed geweten, krachtens de opstanding van Jezus Christus’ (1 Petr. 3, 20-21).