Overweging ter voorbereiding van 11-10-2023, woensdag in de 27e week door het jaar

Uit het commentaar van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), op psalm 48 (47)

Het koningschap van Christus

H. Augustinus

‘Zie, koningen kwamen te zamen’ (Ps. 48 (47), 5). Zie, ze komen uit het noorden en zeggen: ‘Komt, laat ons opgaan naar de berg van de Heer. Dan zal Hij ons zijn wegen wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen’ (Jes. 2, 3). ‘Zie, koningen kwamen te zamen en rukten tegen de stad van God op’ (Ps. 48 (47), 5). Tegen wie anders rukten ze op dan tegen de hoeksteen? ‘Maar toen zij haar zagen, werden zij bang’ (Ps. 48 (47), 6). Met grote ogen keken ze op naar de wonderen en de heerlijkheid van Christus. Maar wat is er dan gebeurd? ‘Ze sloegen verschrikt op de vlucht. Opeens overviel hen de angst’ (Ps. 48 (47), 6.7). Waarom overviel hen de angst? Voorzeker vanwege hun zonden!

Mogen de koningen van de aarde in allerijl de Koning volgen en Hem erkennen. Daarom staat er elders geschreven: ‘Ikzelf ben door Hem als koning aangesteld op Sion, mijn heilige berg. Dit is het besluit van de Heer: Hij sprak tot mij: gij zijt mijn zoon, Ik heb u heden verwekt. Vraag Mij, Ik geef u de volken als erfdeel, schenk u de aarde als eigendom. Breek hun verzet met ijzeren scepter, sla hen in stukken als potten van klei!’ (Ps. 2, 6-9). Dat deelt de Koning mee die op de Sion is aangesteld, Hij die alles bezit tot aan de grenzen der aarde.

Koningen moeten vrezen hun rijk te verliezen, ze moeten bang zijn dat hun rijk hun ontnomen wordt. Denk maar aan die ongelukkige Herodes die uit schrik voor het Kind de kinderen liet doden. Omdat hij bevreesd was zijn rijk te verliezen, was hij niet waard de Koning te kennen. Had hij maar samen met de Wijzen de Koning aanbeden! Had hij de heerschappij maar niet op zo’n slinkse wijze nagestreefd door onschuldigen om te brengen en zo in schuld ten onder te gaan. Zij die zonder schuld waren, heeft hij gedood, maar Christus heeft als kind de stervende kinderen gekroond.

Daarom moeten de koningen bevreesd zijn, als ze horen: ‘Ikzelf ben door Hem als koning aangesteld’, en wie Mij als koning heeft aangesteld, zal Mij ook de aarde als erfdeel geven. Waarom bent u dan zo afgunstig, o koningen? Kijkt toch niet met zo’n nijdige blik! Christus is op een heel andere wijze koning dan u. Hij heeft gezegd: ‘Mijn koningschap is niet van deze wereld’ (Joh. 18, 36). Weest dus niet bang dat u het aardse koningschap ontnomen wordt. Het is om een hemels koningschap te ontvangen, daar waar Christus koning is. We lezen dan ook in de psalm: ‘Weest nu verstandig, gij vorsten!’ (Ps. 2, 10). Het gaat om een andere koning van wie het koningschap niet van deze wereld is.