Overweging ter voorbereiding van 09-10-2023, maandag in de 27e week door het jaar

Uit het commentaar van de heilige Ambrosius, bisschop van Milaan († 397), op psalm 49 (48)

Eén is de middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus

‘Een broeder koopt niet vrij, de mens koopt vrij: een broeder betaalt geen zoengeld aan God en evenmin de prijs voor de verlossing van zijn ziel’ (Ps. 48 (49), 8-9 – Vulg.). Vandaar: ‘Waarom zou ik vrezen voor slechte tijden’ (Ps. 48 (49), 6)? Wat kan Mij immers schaden? Ik die niet alleen geen behoefte heb aan een verlosser, maar die zelf de Verlosser van allen ben? Zou Ik anderen vrijmaken en voor Mezelf bang zijn? Zie, Ik maak alles nieuw en Ik overtref de liefde en genegenheid van familiebanden. Als je broer die door dezelfde moeder ter wereld gebracht is, je niet kan vrijkopen, omdat hij gevangen zit in de zwakheid van een gelijke natuur, dan koopt de Mens je vrij. Ik bedoel hiermee: de mens van wie er geschreven staat dat de Heer ‘een mens zal zenden die hen zal redden’ (Jes. 19, 20) en die van zichzelf gezegd heeft: ‘Gij zoekt Mij te doden, een mens die u de waarheid heeft gezegd’ (Joh. 8, 40).

Hij is een mens, maar wie kent Hem? Waarom kent niemand Hem? Om de volgende reden: ‘Zoals God één is, is ook de Middelaar tussen God en de mensen één, de mens Christus Jezus’ (1 Tim. 2, 5). Hij alleen verlost de mensen. Hij die de bloedverwanten overtreft in liefde. Hij heeft zijn bloed vergoten voor vreemden en dat is een offer dat niemand voor zijn broeder kan brengen. Daarom heeft Hij zijn eigen lichaam niet gespaard om ons te verlossen van de zonde. ‘Hij heeft zichzelf gegeven als losprijs voor allen’ (1 Tim. 2, 6). Zijn waarachtige getuige, de apostel Paulus, bevestigt dit met de woorden: ‘Ik spreek de waarheid, ik lieg niet’ (Rom. 9, 1).

Maar waarom is Hij de enige die verlost? Omdat niemand Hem zo in liefde kan evenaren dat hij zijn leven geeft voor zijn dienaren! Niemand kan zijn gaafheid evenaren: alle mensen zijn immers onderworpen aan de zonde, allen gaan gebukt onder de val van Adam. Alleen Hij die niet blootgesteld is aan de oude zonde, is uitgekozen om de Verlosser te zijn. ‘Mens’ staat hier dus voor de Heer Jezus Christus die mens geworden is om in zijn lichaam de zonde van allen te kruisigen en door zijn bloed de schuldbekentenis van iedereen uit te wissen.

Misschien rijst bij jou de vraag: waarom ontken je dat een broeder kan verlossen, terwijl Hij toch zelf gezegd heeft: ‘Ik zal uw Naam verkondigen onder mijn broeders’ (Ps. 21 (22), 23)? Niet als broeder echter, maar als ‘de Mens’ heeft Jezus Christus in wie God was, ons verlost van de zonden. Er staat immers geschreven: ‘God was het die in Christus de wereld met zich verzoende’ (2 Kor. 5, 19). Het gaat dus over die Christus Jezus, de enige van wie er gezegd is dat ‘het Woord vlees geworden is en onder ons gewoond heeft’ (Joh. 1, 14). Het is dus niet als broeder maar als de Heer dat Hij onder ons gewoond heeft, toen Hij mens was.