Overweging ter voorbereiding van 07-02-2024, woensdag in de 5e week door het jaar

Uit een preek van de heilige Caesarius, bisschop van Arles († 542)

Vanuit de nederigheid groeit het christenvolk tot volle wasdom

Toen Jozef, de zoon van de aartsvader Jakob, bedacht hoe zoet de ware liefde is, trachtte hij met Gods hulp het gif van de afgunst uit zijn eigen hart te bannen. Hij wist dat zijn broeders daardoor zwaar gewond waren.

Het christenvolk mag dus niet jaloers zijn, het mag niet afgunstig zijn: vanuit de nederigheid groeit het tot volle wasdom. Luister naar de heilige apostel Johannes in zijn brief: ‘Ieder die zijn broeder haat, is een moordenaar’ (1 Joh. 3, 15), en nogmaals: ‘Wie zegt in het licht te zijn, maar zijn broeder haat… is in duisternis. Hij tast in het donker en weet niet waarheen zijn weg hem voert, want de duisternis heeft hem blind gemaakt’ (1 Joh. 2, 9-11). Wie zijn broeder haat, zegt Johannes, tast in het donker en weet niet waarheen zijn weg hem voert; want zonder het te weten daalt hij af in de hel en stort zich als een blinde in de straf, omdat hij namelijk afwijkt van het licht van Christus die vermanend zegt: ‘Ik ben het licht van de wereld’ en ‘wie Mij volgt, dwaalt niet rond in de duisternis, maar zal het licht van het leven bezitten’ (Joh. 8, 12).

Hoe zal men echter de vrede van de Heer of de liefde bezitten, als men, gevangen in de ondeugd van afgunst, vreedzaam noch onbezorgd kan zijn? Broeders en zusters, laten wij, die met Gods hulp het gif van jaloersheid en afgunst vermijden, daarentegen niet alleen met goedgezinden maar ook ten opzichte van kwaadgezinden de zoetheid van de liefde bewaren. Dan zal Christus ons niet om het kwaad van de afgunst verwerpen, maar ons veeleer prijzen en ons uitnodigen om de beloning in ontvangst te nemen en ons zeggen: ‘Komt, gezegenden,… ontvangt het rijk’ (Mt. 25, 34).

Nemen wij de heilige Schrift ter hand, overdenken wij in de geest de woorden van de Heer, houden wij nooit op voortdurend te bidden, laten wij steeds voortgaan de goede werken te doen. Zo zal de vijand, telkens als hij nadert om ons op de proef te stellen, ons steeds met goede werken bezig vinden. Laat ieder dus zijn geweten onderzoeken; en als hij bemerkt dat hij door het gif van de afgunst is gewond vanwege de voorspoed van zijn naaste, laat hij dan de doornen en distels uit zijn hart rukken. Dan kan het zaad, dat de Heer uitzaait als op een vruchtbare akker, rijkelijk vrucht dragen en kan een goddelijk en geestelijk gewas uitgroeien tot een overvloedige en vruchtbare oogst.

Laat ieder overwegen hoe verrukkelijk het paradijs is en naar het hemelse rijk verlangen, waarin Christus slechts hen toelaat die eendrachtig en eensgezind zijn. Laten wij bedenken, broeders en zusters, dat alleen zij kinderen van God genoemd kunnen worden, die vredelievend zijn. De heilige Schrift zegt immers: ‘Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart’ (Joh. 13, 35). Moge de barmhartige Heer u tot deze liefde brengen door de goede werken die u onder zijn bescherming verricht. Aan Hem is de eer en de heerlijkheid met de Vader en de heilige Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.