Overweging ter voorbereiding van 06-10-2023, vrijdag in de 26e week door het jaar

Uit het commentaar van Cassiodorus († na 580) op psalm 95 (94)

Oproep tot boete

‘Kom, werpen wij ons in aanbidding voor Hem neer, laten wij wenen voor de Heer die ons schiep’ (Ps. 95 (94), 6 – Vulg.). Aan het begin van de psalm roept de dichter het volk op om te juichen, nu spoort hij het aan tot heilzame boete. Dat doet hij met reden: eerst nodigt hij het volk dat nog niet onderricht is, uit om te juichen, want zolang het volk in angst leeft, wil hij hen niet overstelpen met verschrikkingen. Maar zodra de heerlijkheid en de macht van de Heer bezongen zijn, roept hij hen op passende wijze op tot de schuldbelijdenis van de tranen. Want de geest die is onderricht, weigert het heilzame geneesmiddel niet meer. Zie hoe hier een methode van heilig gebed wordt aangereikt. ‘Laten wij aanbidden’, zegt hij: laten we ons lichaam neerbuigen. ‘Laten we ons ter aarde werpen’: laten we ons voor Hem neerwerpen en handen en voeten uitstrekken. Dat gebeurt wanneer de geest geheel en al vervuld is van berouw en zich vol deemoed in gebed wil neerwerpen. De psalmist zegt ook: ‘Laten wij wenen voor de Heer die ons schiep.’ Het is een bron van groot vertrouwen dat wij mogen zuchten voor Hem die ons in zijn vaderlijke goedheid geboetseerd heeft. Terstond herkent de Heer zijn schepsel, als Hij ziet dat ons hart zich tot Hem bekeert. ‘Wenen voor de Heer’ betekent dus: tranen van vroomheid vergieten en onze slechte daden veroordelen, opdat we vergiffenis zouden krijgen voor de daden die we uit vrees voor de Heer achterwege laten. Want als wij bidden met een hart dat helemaal zuiver is, dan is het voor Hem die ons geschapen heeft, niet moeilijk ons te herscheppen.

‘Hij is de Heer onze God en wij zijn zijn volk en de schapen van zijn weide’ (Ps. 95 (94), 7 – Vulg.). Er worden drie redenen aangeduid waarom wij God moeten aanbidden. Vooreerst: ‘Hij is de Heer onze God’: zo moet blijken dat het passend is dat wij het offer van aanbidding brengen. Verder: ‘Wij zijn zijn volk.’ Tenslotte volgt er, en dat is het derde waarvan vaststaat dat het beloofd is: ‘Wij zijn de schapen van zijn weide.’ Er wordt opnieuw gezegd wat de gelovigen zijn, namelijk de schapen van de weide van de Heer. Met ‘weide’ is bedoeld: de hemelse geschenken waarmee de ziel op zoete wijze gevoed wordt. En met ‘de schapen van zijn weide’ worden terecht de christenen aangeduid. Ze hebben immers de zalige bestemming om met eeuwig geluk verzadigd te worden. Het woord ‘schaap’ duidt op de eenvoud van hart, die eigen is aan een volk dat vreedzaam en liefdevol gehoorzaamt aan zijn herder.

Dit alles kan echter slechts plaatsvinden op één voorwaarde: ‘Indien ge heden luistert naar zijn stem’ (Ps. 95 (94), 7 – Vulg.), namelijk naar wat Hij meteen zal zeggen. Want het volk dat niet luistert naar de stem van God, kan zijn kudde niet genoemd worden en wordt evenmin naar zijn weide gebracht, zoals in het evangelie te lezen staat: ‘Mijn schapen luisteren naar mijn stem en volgen Mij. Ik ken ze en niemand zal ze van Mij wegroven’ (Joh. 10, 27-28). Het woord ‘heden’ betekent: ‘altijd’, want we moeten onophoudelijk luisteren naar Hem die ons op heilzame wijze vermaant. De Apostel heeft de betekenis van deze woorden krachtig weergegeven: ‘Spreekt elkaar moed in, elke dag, zolang dat ‘heden’ duurt’ (Heb. 3, 13).