Overweging ter voorbereiding van 05-12-2023, dinsdag in de eerste week van de advent

Uit ‘Christus in zijn mysteriën’ van Columba Marmion, abt van Maredsous († 1923)

Een teken van tegenspraak

God heeft zich een volk uitgekozen, dat de bewaarder van zijn beloften zal zijn. Eeuwenlang heeft God het volk aan die beloften herinnerd. Hij heeft deze vernieuwd, verduidelijkt en vermenigvuldigd ten tijde van de profeten.

Bij het doorlezen van de godsspraken van Israëls profeten, zal men opmerken dat de trekken, waarmee God de persoon van de toekomstige Messias tekent en de aard van zijn zending aangeeft, soms zo tegenstrijdig zijn dat ze niet schijnen te behoren tot een en dezelfde persoon. Nu eens schrijven de profeten de Verlosser eigenschappen toe die slechts aan een god kunnen toebehoren, dan weer voorspellen zij voor die Messias een overvloed van vernedering, tegenspraak, zwakheid en lijden, die de minste van de mensen nog niet zou verdienen.

Opvallend is die tegenstelling bij de grote ziener Jesaja: hij is zo nauwkeurig en zo rijk aan bijzonderheden, dat hij wel de vijfde evangelist mag worden genoemd. Het is alsof hij reeds voorgevallen feiten wil verhalen in plaats van toekomstige dingen te voorzeggen. Hij geeft de Messias namen die nooit een mens heeft gedragen. ‘Men noemt Hem: Wonder van beleid, sterke God, Vader voor eeuwig, Vredevorst’ (Jes. 9, 5), Hij wordt uit een maagd geboren: ‘men zal Hem de naam Immanuel geven, God-met-ons’. Jesaja beschrijft Hem als het opgaan van de dageraad, stralend als een brandende toorts (vgl. 62, 1). Hij ziet Hem ‘het gezicht schenken aan blinden en de oren van doven openen’ (Jes. 35, 5-6). Hij toont Hem ‘aangesteld tot leidsman en leraar van de heidense volkeren’ (Jes. 55, 4). Hij ziet de afgoden voor Hem verdwijnen (vgl. Jes. 2, 14-18), en hij hoort God onder ede beloven dat voor deze Verlosser ‘iedere knie zich zal buigen en iedere tong bij Hem zal zweren’ (Jes. 45, 23).

En toch, deze Verlosser, wiens roem de profeet zo hoog verheft, zal onder zulk lijden gebukt gaan en onder zulke vernederingen worden verpletterd, dat Hij zal worden aangezien ‘als de laatste van de mensen, als een melaatse, door God geslagen en vernederd, als een lam ter slachting geleid, bij de boosdoeners gerekend, omdat de Heer Hem door lijden wilde breken’ (vgl. Jes. 53, 3 vv.).

Bij het merendeel van de profeten kan men die tegenstrijdige trekken vinden, wanneer zij de grootheid en de vernedering, de macht en de zwakheid, het lijden en de heerlijkheid beschrijven van de Messias. Zo ziet men met welk een tegemoetkomende wijsheid God de mensen heeft voorbereid op de openbaring van het onuitsprekelijke mysterie van een God-mens, tegelijkertijd opperste Heer, door alle volkeren aanbeden, en slachtoffer voor de zonden van de wereld.