Overweging ter voorbereiding van 03-03-2024, Derde zondag in de veertigdagentijd

Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461)

Veertigdagentijd: de vernieuwing van Gods tempel door de naastenliefde

Van alle dagen die wij als christenen in ere houden en op verschillende wijzen vieren, is er geen zo groot en verheven als het paasfeest. Want hieraan ontlenen alle andere feesten in Gods kerk hun waarde en betekenis. Zelfs de geboorte van de Heer uit Maria was bedoeld in verband met het paasmysterie. Voor de Zoon van God was er immers geen andere reden om geboren te worden dan de kruisdood te kunnen ondergaan. Sterfelijk was Hij, toen Hij in de schoot van de Maagd werd ontvangen. Als sterfelijk mens heeft Hij het lijden verduurd, zoals God het bepaald had. Aan het onuitsprekelijke raadsbesluit van de barmhartige God is het te danken dat Christus’ dood voor ons een verlossend offer is geworden, de vernietiging van de zonde en het begin van de opstanding tot eeuwig leven.

Wanneer wij ons rekenschap geven van wat de gehele wereld door het kruis van de Heer heeft verkregen, begrijpen wij dat wij ons terecht door een veertigdaagse vasten voorbereiden op het paasfeest om waardig aan de viering van dit heilig mysterie te kunnen deelnemen. Want niet alleen zij die bisschop, priester of diaken zijn, maar het gehele lichaam van de kerk met alle gelovigen, zonder uitzondering, moet zich van alle smetten zuiveren. Dan zal Gods tempel waarvan de grondlegger zelf ook de grondslag is, weer in al zijn stenen schoon en in al zijn onderdelen stralend zijn. Al kan de bouw niet zonder zijn maker worden aangevangen en voltooid, toch kan deze tempel, dankzij die bouwheer, door onze eigen inspanning groter en schoner worden.

Want voor de bouw van deze tempel wordt materiaal gebruikt dat levend is en geestelijk van aard en dat door de Geest van genade wordt bewogen om vrijwillig één geheel te vormen. Dit materiaal is daarom geliefd en gezocht, omdat zijn bouwheer wil dat het voortaan zelf aansluiting zoekt en liefde betoont, zoals er geschreven staat: ‘Laten wij elkander liefhebben, want God heeft ons het eerst lief gehad’ (1 Joh. 4, 19). Zowel allen samen als iedere gelovige afzonderlijk vormen een en dezelfde tempel van God; daarom moet deze tempel niet alleen volmaakt zijn als één groot geheel, maar ook volmaakt in ieder van hen afzonderlijk. Want al bezitten de ledematen niet allen dezelfde schoonheid en hebben zij, bij zo grote verscheidenheid, niet allen dezelfde verdiensten, toch komt er een schone gemeenschap tot stand door de band van de liefde. Verenigd in heilige liefde, verheugen wij ons over elkanders goederen, zelfs als wij niet allen dezelfde genadegaven ontvangen. Wat wij beminnen, kan niet volkomen buiten ons blijven: wie zich verblijdt over de vooruitgang van anderen, gaat zelf vooruit en wordt geestelijk rijker.

In deze gemeenschap van heiligen waarin allen hetzelfde beminnen, hetzelfde nastreven en van dezelfde gevoelens zijn, is geen plaats voor hoogmoedigen, afgunstigen of gierigaards. Maar de dienaars van God en de leerlingen van de waarheid beminnen zelfs degenen die niet op hen gelijken, en zij verklaren de oorlog veeleer aan de zonden dan aan de mensen. Want zij willen geen kwaad met kwaad vergelden (vgl. Rom 12, 7), maar blijven hopen op de bekering van de zondaars. De Heer heeft gezegd: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen, maar om zondaars te roepen’ (Mt. 9, 13). Geen enkele christen mag daarom iemand haten. Niemand kan immers gered worden tenzij door de vergeving van de zonden. En wij weten niet hoe waardevol de genade van de Geest iemand kan maken die door de wijsheid van de wereld verleid was tot een waardeloos leven.

Moge het volk van God dus heilig en goed zijn: heilig doordat het vermijdt wat verboden is, goed doordat het doet wat geboden is. Zeker, het is van belang rechtgelovig en zuiver in de leer te zijn, en het verdient alle lof matig te zijn in eten en drinken, vriendelijk in de omgang en rein van levenswandel. Toch ontbreekt er iets aan al dit goede, als de liefde afwezig . Hoe hoogstaand iemands leven ook moge zijn, het blijft zonder vrucht als de liefde er niet werkzaam is.