Overweging ter voorbereiding van 02-02-2024, Opdracht van de Heer in de tempel, Maria Lichtmis

Naar het gebruik van de oude kerk van Jeruzalem herdenken wij op deze dag hoe het kind Jezus, overeenkomstig het voorschrift van de joodse wet, veertig dagen na zijn geboorte aan God werd opgedragen in de tempel. Evenals op de feesten van Openbaring des Heren en van Christus’ doop in de Jordaan vieren wij op dit feest een aspect van de veelvormige openbaring des Heren: bij zijn opdracht wordt het kind van Maria door Simeon in de tempel erkend als het Heil dat God heeft bereid voor de volken en als een Licht dat voor de heidenen straalt. Daarom is deze dag in de eerste plaats een feest des Heren (in de traditie van de oosterse kerken ‘Ontmoeting van de Heer’ genaamd) en vervolgens pas een Mariafeest. De Nederlandse naam ‘Maria Lichtmis’ herinnert aan de lichtprocessie, die als een hulde aan Maria werd gezien, maar die volgens de liturgie van deze dag de zin heeft van onze opgang naar het huis van God waar wij de Heer ontmoeten bij het breken van het brood, voordat Hij wederkomt in heerlijkheid.

Uit een preek van de heilige Bernardus, abt van Clairvaux († 1153)

De opdracht van de Heer

Overeenkomstig de wet van Mozes, moet Maria veertig dagen na de geboorte haar zoon met een offergave aan de Heer opdragen.

Draag dan uw Zoon op, heilige Maagd, en schenk de gezegende vrucht van uw schoot aan de Heer. Draag voor de verzoening van ons allen een heilig offer op dat God behaagt. Zeker zal God, onze Vader, deze nieuwe gave, dit kostbaar offer, aanvaarden, want zelf heeft Hij hierover gezegd: ‘Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld’ (Mt. 17, 5). Maar dit is een offergave die toch erg gering lijkt. Zij wordt alleen voor God geplaatst, dan met duiven teruggekocht en onmiddellijk meegenomen. De tijd komt echter dat Hij niet meer in de tempel of in de armen van Simeon, maar buiten de stad wordt geofferd op de armen van het kruishout. De tijd komt dat Hij niet wordt vrijgekocht met het bloed van een ander, maar anderen vrijkoopt met zijn eigen bloed. Want God de Vader heeft Hem als verlossing voor zijn volk gezonden. Dan zal het een avondoffer zijn, nu is het een offer in de morgen. Vandaag is het een offer in vreugde, dan zal het volkomen zijn. Dit is een offer in de tijd van de geboorte, het andere in de volheid van het leven. Maar op beide offers kan men toepassen wat de profeet heeft voorspeld: ‘Hij heeft zich geofferd uit eigen wil’ (Jes. 53, 7). Want nu heeft Hij zich geofferd, niet omdat het nodig was, niet omdat Hij onder het voorschrift van de wet viel, maar omdat Hij het wilde. Ook aan het kruis heeft Hij zich geofferd, niet vanwege een joodse overmacht, ook niet omdat Hij het verdiende, maar omdat Hij het wilde. ‘Graag wil ik U offers brengen’ (Ps. 54 (53), 8), Heer, omdat Gij U uit vrije wil geofferd hebt voor mijn redding, niet uit noodzaak voor U.

Maar welk offer zullen wij brengen, geliefden, en hoe vergoeden wij de Heer al wat Hij voor ons heeft gedaan? (vgl. Ps. 116B (115), 3). Voor ons heeft Hij de kostbaarste offerande opgedragen die Hij bezat; kostbaarder was er niet. Laten ook wij doen wat in ons vermogen ligt, en bieden wij het beste aan dat wij bezitten, onze eigen persoon. Hij offerde zichzelf; wie zijt gij, dat gij aarzelt uzelf op te dragen?

Bij de opdracht van de Heer waren aanwezig: Jozef, die de bruidegom was van Maria en als de vader van de Heer werd beschouwd, de Moedermaagd zelf, en het kind Jezus, dat werd opgedragen. Zo moet er bij onze opdracht mannelijke standvastigheid zijn, lichamelijke reinheid en een nederig hart. Ons voornemen om te volharden moet de kracht bezitten van een man, onze onthouding de reinheid van een maagd en ons hart de eenvoud en de nederigheid van een kind.