Overweging ter voorbereiding van 01-03-2024, vrijdag in de tweede week van de veertigdagentijd

Uit ‘De navolging van Christus’ van Thomas van Kempen († 1471)

Spreek, Heer, want uw dienaar luistert

‘Spreek, Heer, want uw dienaar luistert’ (1 Sam. 3, 10). ‘Ik ben uw dienaar. Geef mij inzicht, opdat ik uw geboden mag kennen’ (Ps. 119 (118), 125). Buig mijn hart naar de woorden van uw mond (vgl. Ps. 119 (118), 36); laat uw spreken vloeien als dauw.

De kinderen van Israël zeiden weleer tot Mozes: ‘Spreek gij tot ons, en wij zullen luisteren; laat niet de Heer tot ons spreken: het zou onze dood kunnen zijn’ (Ex. 20, 19). Dat vraag ik niet, Heer, dat niet! Veeleer smeek ik met de profeet Samuël, ootmoedig en vol verlangen: ‘Spreek, Heer, want uw dienaar luistert.’ Laat niet Mozes tot mij spreken of een van de profeten; spreek Gij liever, Heer God, die alle profeten hebt geïnspireerd en verlicht: want Gij kunt mij alleen – zonder hen – volmaakt onderrichten, terwijl zij zonder U niets baten. Zij kunnen de woorden wel laten klinken, maar de geest delen zij niet mee. Zij spreken mooi, maar als Gij blijft zwijgen, ontvlammen zij het hart niet. Zij brengen de letters over, maar Gij onthult de zin. Zij verkondigen geheimen, maar Gij ontzegelt hun betekenis. Zij vaardigen geboden uit, maar Gij helpt ze volbrengen. Zij wijzen de weg, maar Gij geeft de kracht om die te bewandelen. Zij werken enkel van buiten, maar Gij onderricht en verlicht de harten. Zij besproeien aan de buitenkant, maar Gij schenkt vruchtbaarheid. Zij roepen met woorden, maar Gij deelt aan het horend oor begrijpen mee.

Laat dus niet Mozes tot Mij spreken; maar doe Gij het, Heer mijn God, eeuwige waarheid, opdat ik niet sterf en zonder vrucht blijf, wanneer ik alleen van buiten vermaand ben en niet van binnen ontvlamd; laat mij niet tot oordeel worden het woord dat ik geloofd en niet onderhouden heb. ‘Spreek dus, Heer, want uw dienaar luistert. – Gij hebt woorden van eeuwig leven’ (Joh. 6, 69). Spreek tot mij, opdat mijn ziel enige opbeuring mag krijgen en ik heel mijn leven mag beteren, Gij echter lof en glorie en eeuwige eer moogt ontvangen.