Overweging ter overweging van 24-12-2023, Heilige kerstavond en kerstnacht
Uit een preek van de heilige Bernardus, abt van Clairvaux († 1153)
De weg naar de aanschouwing van God
Nu wij op het punt staan het onuitsprekelijk mysterie van de geboorte van de Heer te vieren, worden wij terecht aangemaand, ons in alle heiligheid voor te bereiden. Want de Heilige der heiligen komt, Hij die gezegd heeft: ‘Weest heilig, want Ik, de Heer uw God, ben heilig’ (Lev. 19, 2). Terecht wordt ons nu een volkomen heiliging opgelegd, wordt ons een innerlijke reiniging, een zuivering van ons hart bevolen, volgens het woord van de Heer: ‘Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien’ (Mt. 5, 8). Dit is de zin van ons leven, daartoe zijn wij geroepen, met het oog daarop vieren wij de huidige dag.
Eens was het nacht over de gehele aarde, voordat het ware Licht was opgegaan, vóór de geboorte van Christus. Het was nacht, ook voor een ieder van ons, vóór onze bekering, vóór onze inwendige wedergeboorte. Laten wij ons dus heiligen op deze dag en bereiden wij ons voor. Want de dag van morgen zal niet gewijd zijn aan heiliging of aan voorbereiding, maar wel aan het schouwen van de heerlijkheid.
‘Morgenochtend,’ zo luidt het, ‘zult gij de heerlijkheid van de Heer aanschouwen’ (Ex. 16, 7). Vandaag wordt de gerechtigheid gezaaid, morgen zal zij uitschieten; vandaag wordt zij gekweekt, morgen zal zij vruchten dragen. Immers wat de mens niet zaait, zal hij ook niet oogsten. Wie vandaag het nastreven van de heiligheid verwaarloost, zal morgen de heerlijkheid van de Heer niet mogen zien. De zon van de heerlijkheid Gods zal niet rijzen voor hem, voor wie de Zon van de gerechtigheid nog niet is opgegaan. De dag van morgen zal niet lichten voor hem die het daglicht van vandaag nog niet heeft gezien.
Dezelfde, die vandaag door God de Vader tot onze gerechtigheid werd aangesteld, zal morgen te voorschijn treden als ons Leven, zodat wij samen met Hem in glorie mogen verschijnen. Heden wordt Hij ons geboren als een klein kind, opdat wij ons niet verheffen in hoogmoed, maar ons veeleer bekeren en worden als kinderen. Morgen zal Hij zich aan ons tonen als de Heer, groot en prijzenswaardig boven alles, opdat ook wij groot mogen worden en geprezen, want ‘dan zal ieder van God de lof ontvangen’ (1 Kor. 4, 5).
Heden aanschouwen wij onszelf in Hem als in een spiegel, nu Hij onze zwakheden op zich neemt; morgen zullen wij Hem aanschouwen in ons, als Hij ons zijn heerlijkheid schenkt, als Hij zich aan ons openbaart en ons bij zich op neemt. Dat zal dan de vervulling zijn van zijn beloften. In welke deugd moeten we ons heiligen? Voor alles moeten we streven naar de deugd van geloof. Van haar immers lezen we dat zij de harten reinigt (vgl. Hand. 15, 9). ‘Zalig’ immers zijn ‘de zuiveren van hart, want zij zullen God zien’ (Mt. 5, 8). Verlaat u dus geheel op God, geeft u geheel aan Hem over, ‘werpt dan uw zorg op de Heer, Hij zal u het nodige geven’ (Ps. 55 (54), 23). Dan moogt ge vol vertrouwen zeggen: ‘De Heer draagt zorg voor mij’ (Ps. 40 (39), 18).
De ware gelovige is hij die niet op zichzelf vertrouwt, zijn verwachting niet bouwt op zichzelf, maar zich beschouwt als ‘gebroken huisraad’ (Ps. 31 (30), 13); zo ‘legt hij zijn leven af’ om ‘het ten eeuwigen leven te bewaren’ (Joh. 12, 25). Alleen oprechte nederigheid kan bewerken dat de gelovige ziel niet steunt op eigen krachten, maar zichzelf verlaat, om uit die verlatenheid op te stijgen, overvloeiend van vreugde terwijl zij alleen nog steunt op haar Beminde.