Overweging ter voorbereiding van 23-12-2022, vrijdag in de vierde week van de advent

Overweging ter voorbereiding van 23-12-2022, vrijdag in de vierde week van de advent

Uit een preek van de heilige Maximus, bisschop van Turijn († ca. 420)

De geboortedag van Christus is nabij

Broeders en zusters, zelfs al zwijg ik, de tijd zelf herinnert ons eraan dat de geboortedag van Christus zeer nabij is. Want op de laatste afsluiting van de dagen loopt mijn prediking vooruit. Immers, de wereld zegt juist door haar moeilijkheden dat er iets op komst is waardoor zij hersteld wordt tot iets beters, en zij verlangt met dringende verwachting dat de glans van een schitterender zon haar duisternis zal verlichten. Zolang de wereld vreest dat haar loop door de kortheid van de tijd wordt afgesloten, geeft zij aan dat het jaar door een zekere hoop moet hervormd worden. Deze verwachting van de schepping brengt ons ertoe dat ook wij verwachten dat de geboorte van de nieuwe zon, Christus, de duisternis van onze zonden zal verlichten en dat de zon der gerechtigheid door de kracht van zijn geboorte de lange nacht van onze misslagen zal verdrijven. Dat Hij niet zal dulden dat de loop van ons leven na korte tijd op sombere wijze afgesloten wordt, maar dat deze door de genade van zijn kracht wordt verlengd.

Omdat wij dus de geboortedag van de Heer kennen, ook doordat de natuur het aangeeft, moeten wij eveneens doen wat de natuur gewoon is te doen. Ik bedoel dit: zoals de natuur op die dag de maat van haar licht vergroot, zo moeten ook wij onze gerechtigheid groter maken. En zoals de helderheid van die dag voor armen en rijken dezelfde is, zo moet ook onze vrijgevigheid voor vreemdelingen en behoeftigen dezelfde zijn. En zoals de natuur toen de somberheid van haar nachten heeft afgewend, zo moeten ook wij de duisternis van onze hebzucht verwijderen.

Dus, broeders en zusters, wanneer de geboortedag van de Heer aangebroken zal zijn, moeten we ons tooien met schone en prachtige klederen. Ik spreek hier niet over de kleding van het lichaam, maar wel over die van de ziel. We moeten geen zorg besteden aan zijden kleding, maar wel aan kostbare werken! Want prachtige kledingstukken kunnen de ledematen wel bedekken, maar niet het geweten opsieren. Of getuigt het soms van een grotere fijngevoeligheid ons lichaam mooi te kleden, terwijl onze gezindheid verdorven is? We moeten dus eerst de gesteltenis van de innerlijke mens tooien, opdat ook door de kleding de uiterlijke mens gesierd wordt. We moeten ons van de geestelijke smetten reinigen, opdat de kleren van ons lichaam kunnen schitteren. Het baat echter niet dat we in schitterende kleren rondlopen en tegelijk met schanddaden besmeurd zijn. Immers, als het geweten duister is, is het hele lichaam somber. Wij hebben echter de middelen om de smetten van het geweten af te wassen.

Onze redding, de Verlosser, zal weldra komen. Gabriël heeft Hem aangekondigd en de maagd Maria heeft Hem ontvangen.

De gevallen mens, het schepsel van zijn handen, komt Hij bevrijden.

Gabriël heeft Hem aangekondigd en de maagd Maria heeft Hem ontvangen.