Ter voorbereiding van de viering van de dinsdag

Ter voorbereiding van de viering van de dinsdag

Uit het commentaar van de heilige priester Beda de Eerbiedwaardige († 735) op de boeken Ezra en Nehemia

De viering van het paasfeest

‘Op de veertiende dag van de eerste maand vierden de teruggekeerde ballingen het paasfeest. De priesters en de levieten hadden zich allen als één man geheiligd, zodat zij allen rein waren. Zij slachtten het paaslam voor alle teruggekeerde ballingen, voor hun medepriesters en voor zichzelf’ (Ezra 6, 19-20). Wat voor belang had het om nu naar het verhaal van de paasviering na de bouw van het huis van God te verwijzen? Er was toch reeds lang beloofd dat zij vanaf de eerste dag van hun aankomst in Jeruzalem de door de wet voorgeschreven offerdieren zouden offeren en brandoffers zouden brengen? Misschien wilde de schrijver daarom het houden van dat paasfeest in het bijzonder vermelden om de lezer eraan te herinneren dat de teruggekeerde ballingen met dezelfde toewijding de bouw van de tempel voltooiden als waarmee ze begonnen waren.

joodse synagoge

Vervolgens wordt er vermeld dat bij het naderen van het zesenveertigste jaar na de inwijding van de tempel in het hart van allen dezelfde vroomheid leefde, want er staat dat allen als één man geheiligd en gereinigd waren om het paaslam te slachten. Welke hogere graad van volmaaktheid kan er immers in dit leven bestaan dan de eenheid van een gereinigde menigte? Er waren namelijk vele duizenden priesters, vele duizenden levieten die toch allen geheiligd en gereinigd waren om het paaslam te slachten, en die onderling niet verschillend gestemd waren, maar, zoals Lucas schrijft over de jonge kerk in het Nieuwe Testament, ‘één van hart en één van ziel’ (Hand. 4, 32).

Deze eenheid nu, eigen aan het ware geloof en de ware liefde tot God, blijkt de eenheid van liefde en reinheid te zijn. Wanneer gezegd wordt dat ‘zij het paaslam slachtten voor alle teruggekeerde ballingen, voor hun medepriesters en voor zichzelf’, wordt er verderop onmiddellijk aan toegevoegd: ‘Het werd gegeten door de Israëlieten die uit de ballingschap teruggekeerd waren en door allen die zich bij hen hadden aangesloten om de Heer, de God van Israël, te dienen en die de ongerechtigheden van de heidenen in het land hadden afgezworen’ (Ezra 6, 21).

Voor alle teruggekeerde ballingen is dus het paaslam geslacht; alle kinderen van Israël aten het, niet alleen zij die teruggekeerd waren uit de ballingschap, maar ook allen die zich in de tijd dat zij ergens anders gevestigd waren, van de heidenen en hun ongerechtigheden hadden afgekeerd en zich bij hen aangesloten hadden. Daarom mag men dit ook terecht van toepassing achten op de proselieten: zij waren van nature heidenen, maar hadden zich bekeerd tot de eredienst van het Godsvolk, nadat zij besneden waren en gereinigd door de wettelijk voorgeschreven offers om zo ook zelf de deelname aan het offer van het heil waardig te zijn.