Ter voorbereiding van de viering van de vrijdag

Ter voorbereiding van de viering van de vrijdag

Uit een brief van de heilige martelaar Bonifatius, bisschop van Mainz († 754)

Een bezorgde herder die waakt over de kudde van Christus

De kerk vaart als een groot schip over de wereldzee. Zij wordt in dit leven gebeukt door allerlei golven van beproevingen. Wij mogen haar daarom niet verlaten, maar moeten haar leiden.

Als voorbeeld hiervoor hebben wij de vaders uit het verleden: Clemens, Cornelius en vele anderen te Rome, Cyprianus te Carthago, Athanasius te Alexandrië, die allen onder een heidens bewind het schip van Christus, zijn geliefde bruid de kerk, hebben bestuurd door hun onderricht, hun verdediging, hun inspanning en hun volharding tot het martelaarschap toe.

Zulke overwegingen maken mij bevreesd. ‘Angst en beven grijpen mij aan, huivering gaat over mijn lichaam en de duisternis van mijn zonden overweldigt mij’ (Ps. 55 (54), 6.5). Ik had wel het eenmaal aanvaarde bestuur over de kerk van mij willen afschuiven, als ik daartoe maar voorbeelden van de Vaders gevonden had of instemmende woorden in de heilige Schrift.

Zo liggen de feiten. Men kan de waarheid geweld aandoen, maar men kan haar niet overmeesteren en misleiden. Mijn vermoeide geest neemt daarom zijn toevlucht tot Hem, die door Salomo gezegd heeft: ‘Vertrouw op de Heer met heel uw hart en verlaat u niet op uw eigen inzicht. Denk aan Hem op al uw wegen en Hij zal uw paden effenen’ (Spr. 3, 5-6). Verder: ‘De naam van de Heer is een machtige toren. De rechtvaardige snelt erheen en is in veiligheid’ (Spr. 18, 10).

Laten wij partij kiezen voor de gerechtigheid en ons voorbereiden op de beproeving. Wij moeten vertrouwen op de steun van onze God en tot Hem bidden: ‘Heer, de toevlucht voor ons waart Gij, geslacht na geslacht’ (Ps. 90 (89), 1).

Vertrouwen wij op Hem, die ons deze plicht heeft opgelegd. En wat wijzelf niet kunnen dragen, zullen wij dragen door Hem, die almachtig is en zegt: ‘Mijn juk is zacht en mijn last is licht’ (Mt. 11, 30).

Laten wij de strijd opnemen op de dag van de Heer, want ‘dagen van nood en benauwenis’ (Sef. 1, 15) zijn op ons neergekomen. Laten wij als God het wil ‘sterven voor de heilige wetten’ (2 Makk. 6, 28) van onze vaderen om met hen het eeuwig erfdeel te mogen ontvangen.

Wij willen ons niet gedragen als een hond die niet blaft, als een zwijgende toeschouwer, als een huurling die vlucht voor de wolf, maar als een bezorgde herder die waakt over de kudde van Christus, die het hele plan van God verkondigt aan jong en oud, aan arm en rijk, aan alle rangen en leeftijden, voor zover God het ons mogelijk maakt, ‘te pas en te onpas’ (2 Tim. 4, 2), zoals de heilige Gregorius dat in zijn Pastorale Regel beschreven heeft.