Preek op 10-11-2019, 32e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 10-11-2019, 32e zondag door het jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom weer. De eerste lezing en het evangelie hebben niet zo’n gezellig onderwerp. In beide lezingen gaan er zeven broers dood.

Al eeuwen lang vragen mensen zich af wat er gebeurt na hun dood. Sommige mensen zeggen: als je dood bent, is het afgelopen. Je leeft niet meer en daarmee uit. Zolang er nog mensen zijn die aan je denken, leef je nog een beetje voort in hun herinnering. Maar daarna is het afgelopen. Je lichaam vergaat en er blijft niets meer van je over.

Andere mensen zeggen: na je dood leef je verder, maar op een heel andere manier. Je lichaam gaat wel dood, maar je ziel gaat naar het hiernamaals, en daar krijg je een nieuw lichaam. Je ontmoet er andere mensen, die al dood zijn en je blijft voor eeuwig in de liefde van God. Want God heeft Jezus opgewekt uit de dood, en zo zal Hij het ook met ons doen. God houdt zoveel van ons, dat Hij ons niet in de steek laat. Zijn liefde is sterker dan de dood.

Dat is wat christenen vertellen over het leven na de dood.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Almachtige eeuwige God, uw trouw is sterker dan de dood: wat Gij ons eens geschonken hebt, kan niemand ons ontnemen. Beveilig ons geloof wanneer de vrees ons voor een valse keuze stelt. En wanneer de vragen van het leven ons onzeker maken, sterk dan onze harten tot vertrouwen en standvastigheid. Door ons Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.

Crèche

Kinderwoorddienst

Preek

Broeders en zusters, in onze Rooms Katholieke Kerk hebben wij allerlei ambten: de paus, de bisschoppen, priesters en diakens; wij hebben religieuzen en gelukkig ook veel vrijwilligers. Onder Jezus’ leiding houden wij – als ik het zo mag zeggen – de Kerk in bedrijf.

In het Jodendom waren of zijn er ook ambten: de Farizeeën, de Schriftgeleerden, Wetgeleerden en ook de Sadduceeën.

Eigenlijk zouden alle gelovigen één van hart en één van geest moeten zijn – dat wordt in de Bijbel gevraagd (Hand. 2,44) – maar in de praktijk is dat soms anders. Wij, katholieken, zouden allemaal moeten geloven, dat Jezus Christus de Zoon van God is, Maria onze hemelse Moeder, dat er engelen bestaan, dat er een hemel is, hel en vagevuur, enz.

Maar in tegenstelling tot andere joodse ambtsdragers geloven de Sadduceeën, die in het evangelie van vandaag met Jezus in gesprek gaan, niet in de verrijzenis. En om te bewijzen, dat zij gelijk menen te hebben, komen zij met die kwestie van die joodse vrouw, die na elkaar met zeven broers getrouwd is geweest: “Van wie van hen is nu bij de verrijzenis de vrouw? Alle zeven toch hebben haar tot vrouw gehad?” Met andere woorden, zo denken de Sadduceeën, de verrijzenis bestaat niet en is zelfs niet mogelijk.

Dat zou bij de hemelpoort inderdaad een fikse ruzie kunnen worden ware het niet zo – zo zegt Jezus Christus zelf – dat er in de hemel geen huwelijk meer bestaat. Man en vrouw beloven elkaar trouw tot aan de dood en daarna houdt het huwelijk op. Jezus zegt: de mensen in de hemel zijn als de engelen, geestelijk en onsterfelijk.

Stel dat iemand zou zeggen: “Die auto daar, die is van mij”, maar bij nader onderzoek blijkt, dat die de auto het helemaal niet doet. Of iemand zegt “Die prachtige klok is van mij”, maar die klok is wel stuk. Dan zeg je niet zo vol trots, dat hij van jou is.

Jezus Christus citeert vol trots zijn hemelse Vader, die al in het Oude Testament heeft verklaard, dat Hij de God van Abraham is, van Isaak en van Jakob. Net zo min als je trots zegt, dat een kapotte klok van jou is, zo verklaar je niet trots, dat je de God bent van dode mensen. Dat kan trouwens iedereen zeggen. Nee, de mensen, die bij God zijn, leven, zelfs meer dan wij. Ze zijn volmaakt gelukkig.

Al in de tijd van het Oude Testament waren mensen sterk overtuigd van het leven na de dood. In de eerste lezing hoorden wij over zeven broers. Een boosaardige koning wilde hen ertoe dwingen hun godsdienstige gebruiken op te geven, maar zij stierven liever een wrede marteldood dan dat zij dat deden. Dan moet je wel heel sterk in je geloofsschoenen staan.

Paulus spreekt in de tweede lezing over eeuwige troost, eeuwige blijdschap. Hij doet dat om ons te bemoedigen, om ons aan te sporen standvastig te zijn, optimistisch te blijven, hoopvol.

Soms is het leven een beetje zwaar, soms heel erg zwaar. Laten we dan hoop putten uit de eeuwigheid. Daar is alle narigheid voorbij. Daar is alleen maar vrede en vreugde. Maar eerst moeten we het leven samen met Jezus en Maria en met elkaar wel zien vol te houden. Daarvoor zijn wij hier vandaag bij elkaar: om nieuwe krachten op te doen. Amen.

Mag ik dan nu het woord geven aan Adriaan Rotteveel voor zijn jaarlijkse toespraak over onze PCI. Het is zijn laatste keer. Volgend jaar staat hier de nieuwe voorzitter. Lees verder.