We horen voor het eerst van hem, als Stefanus, de diaken, op last van de Joodse overheden wordt gestenigd. Dan leggen de beulen hun mantels neer aan de voeten van Saulus (zo heette Paulus vóór zijn bekering).
Hem was er, als rechtgeaarde orthodoxe jood, dan ook alles aan gelegen om ze uit te roeien. Daartoe had hij zelfs volmachten gekregen van de Hoge Raad te Jeruzalem. Ze gaven hem het recht om huizen van verdachten binnen te dringen en te controleren of er geen volgelingen van Jezus woonden. Op weg naar Damascus werd hij als een donderslag bij heldere hemel getroffen en op de grond geworpen. Verblind door het felle licht tastte hij hulpeloos in het duister. Een stem vroeg hem: ‘Saul, Saul waarom vervolg je mij?’ Een leerling van Jezus, Ananias, overwon zijn weerzin en nam hem bij zich in huis. Paulus was omgedraaid als een blad aan een boom. Van nu af zou hij de meeste fanatieke verdediger van Jezus’ leer: het evangelie was er voor ieder die hulpeloos in het duister rondtastte, ongeacht of men tot het uitverkoren volk van de joden behoorde of niet.
Drie jaar lang bereidde hij zich in het verborgene voor op zijn zending. Toen trad hij uit de schaduw en ondernam minstens vier grote reizen. Intussen schreef hij een onbekend aantal brieven, waarvan er veertien in het Nieuwe Testament in de bijbel zijn opgenomen.