In Diest, dat ligt in België, wordt Jan geboren in 1599. Dat is dus al een hele tijd geleden. Vader Berchmans is schoenmaker. Samen met zijn vrouw Lieske krijgen ze vijf kinderen. Jan is de oudste.
Wanneer Jan zeven jaar is gaat hij naar de kleine school. Wij zouden nu zeggen: de basisschool. Wanneer hij tien jaar is, gaat hij bij de pastoor wonen. Hij kan er goedkoop wonen en de pastoor heeft een goedkope knecht, Overdag gaat Jan naar de middelbare school. Daar leert Jan heel veel. Hij leer er ook Latijn. Dat doe hij zo goed, dat hij het niet alleen kan lezen, maar ook kan spreken. Op school speelt Jan ook graag toneel.
Op zijn dertiende gaat Jan naar de grote stad Mechelen. Hij gaat er werken en studeren. Werken doet hij als oppas voor een paar Hollandse kinderen. Hij woont nu samen met een andere jongen op één kamer. Dat is Frans Boels uit Amsterdam. Frans is niet katholiek, maar na een poosje wordt hij het wel. En hij zal nog meer worden. Hij heeft goed naar Jan gekeken en ziet dat die een heel fijn leven leidt, Dat wil Frans ook doen.
Frans heeft later een mooi verhaal over Jan verteld. Jan wil graag boete doen. Maar hij wil niet dat de mensen dat zien. Wat doet hij nu? Hij snijdt uit een paar oude schoenen de zolen weg. Op die schoenen bidt hij elke week de kruisweg, die door de straten van de stad loopt. Hij doet dat nu op blote voeten. En geen mens die het ziet. Zo brengt Jan veel offertjes. Hij gaat ook elke week biechten. Hij wil een echte vriend van Jezus blijven.Met de studie gaat het heel goed. Jan is de beste van de klas. Omdat hij een goed verstand heeft, denkt hij ook veel na. Hij vraagt zich wel eens af, wat hij worden zal. Dan krijgt hij een boek in handen. Dat vertelt over een andere student: de heilige Aloïsius. Dat is een jongen die studeerde bij de paters Jezuïeten. Nu weet Jan wat hij worden zal. Hij wordt pater Jezuïet. Hij kent de paters al, want hij is bij hen op school geweest.
Wanneer Jan zeker weet wat hij wil, schrijft hij een brief naar huis. Hij schrijft aan zijn ouders dat hij pater wil worden. Ze moeten niet proberen hem op andere gedachten te brengen. Ze moeten ook niet vragen, eerst zijn studie af te maken. Wanneer God iets van je wil, mag je Hem niet laten wachten. Hij is vastbesloten, zijn leven aan Jezus te geven. Natuurlijk probeert vader Berchmans hem wel tot andere gedachten te brengen, maar dat lukt helemaal niet. Later schrijft vader nog een brief, maar daarop krijgt hij het volgende antwoord van Jan: “Het is verkeerd, ongehoorzaam te zijn aan God.” Daarom zal hij over enkele dagen intreden. “Want je moet naar God meer luisteren dan naar de mensen.” Jan gaat naar de Jezuïeten. En Frans Boels, die met hem op één kamer woonde, gaat ook, en ook nog twee van de kinderen waar Jan oppasser van was.
Wanneer zijn moeder ziek wordt schrijft hij haar een brief om haar te troosten. Hij belooft veel voor haar te bidden. Als moeder Berchmans gestorven is, gaat vader voor priester leren. Jan maakt het nog mee, dat vader priester wordt. In hetzelfde jaar doet Jan zijn geloften. Dat betekent dat hij belooft, vanaf nu helemaal van God te zijn. Een korte tijd later sterft de vader van Jan. Jan gaat nu ook weg uit zijn vaderland. Hij gaat studeren in Rome. Het bevalt hem er heel goed. Jij leert er veel mensen uit verschillende landen kennen. Jan studeert heel hart en zo wordt hij heel knap. Hij doet elke dag alles precies op de afgesproken tijd. Dan hoeft hij nooit te denken wat hij moet doen. En zo kan hij meer aan God denken.
Op 5 augustus van het jaar 1621 wordt Jan ziek. Hij weet dat hij dood zal gaan. Maar hij vindt dat niet erg. Hij wil niets liever dan naar God toe gaan, aan wie hij altijd gehoorzaam is geweest. Op 13 augustus mag hij naar God toe.
We vieren het feest van Johannes Berchmans op 26 november.
Grote God, wij bidden elke dag: Uw wil geschiede. Help ons, net als Jan Berchmans, steeds te doen wat U wilt. Dan zullen we altijd gelukkig zijn. Amen.