De heilige Laurentius
In Rome heeft keizer Valerianus een wet gemaakt. Alle bisschoppen, priesters en diakens moeten meedoen met de staatsgodsdienst. Ze moeten dus offers brengen aan de keizer. Nu weet je, dat er in de Tien Geboden staat: “Gij zult geen afgoden vereren en Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen”. Dat is zelfs het eerste gebod. Het gaat dus om een heel belangrijk gebod. Dat weet de paus, Sixtus I ook heel goed. Hij is paus wanneer Valerianus deze wet maakt. Paus Sixtus zal dan ook niet offeren aan de keizer. Hij wordt gevangen genomen en gedood. Vlak voordat hij sterft komt er een diaken naar hem toe. Het is Laurentius. Deze zegt tegen de paus: “Waarom mag ik wel het Bloed van Christus aan de mensen uitdelen, maar ben ik niet waardig om mijn eigen bloed voor Christus te geven?” Laurentius vindt het een eer, voor God te sterven. Je moet die eer waardig worden. Zo belangrijk vindt Laurentius het gebod van God. Hij zal God boven alles beminnen. Hij houdt van God zelfs meer dan van zijn eigen leven. Daarom vraagt hij aan de paus om ook voor Christus te mogen sterven. De paus zegt dan tegen Laurentius: “Je moet eerst nog enkele grote dingen doen, maar over vier dagen zul je mij mogen volgen”.
Nu moet ik je eerst wat uitleggen. Diakens waren in die tijd mannen die zich vooral bezighielden met het zorgen voor de arme mensen. Ze zorgden dat ze te eten kregen, dat ze kleren hadden, dat ze konden wonen. Daarvoor moesten die diakens natuurlijk geld hebben. Je zou kunnen zeggen, dat de diakens daarom de penningmeesters waren van de Kerk. Zij letten op het geld. Dat wist de keizer ook. Daarom kun je begrijpen wat er nu gebeurd is.
Laurentius wordt gevangen genomen. De keizer vraagt aan Laurentius om de schatten van de Kerk. Want hij denkt dat de Kerk heel rijk is. Laurentius zegt dan: “Kom maar mee, dan geef ik u de schatten van de Kerk”. Wat zal er gebeuren? Laurentius laat een stel heel arme mensen binnenbrengen. “Dit zijn de schatten van de Kerk”, zegt Laurentius. Begrijp jij wat hij daarmee bedoelt? Juist, de armen zijn heel belangrijk, want als je goed bent voor de armen, ben je ook goed voor Jezus zelf. Jezus heeft immers gezegd: ,,Wat ge aan de minste van Mijn broeders hebt gedaan, dat hebt ge aan Mij gedaan”. In de armen dient de Kerk Jezus zelf. Daarom zijn zij kostbaar voor de Kerk. Dat bedoelt Laurentius. De keizer is natuurlijk woedend op Laurentius. Hij wil geld zien. Maar er is geen geld. Dat heeft Laurentius al lang onder de arme mensen verdeeld. De kerkschatten zijn aan de schatten van de Kerk gegeven. Laurentius zal nu moeten sterven. In de gevangenis wacht hij op de dood. Er zijn soldaten die het toch wel heel erg dapper vinden wat Laurentius doet en zegt. Ze willen hem helpen. Wanneer ze met hem gaan praten, horen ze vol verwondering waarom Laurentius niet bang is. Hij gelooft in een God die sterker is dan de dood. De mensen raken zo onder de indruk, dat sommigen zich laten dopen. Ze gaan door de woorden en vooral door de moed van Laurentius zelf in God en Jezus geloven. Dat waren de grote dingen die Laurentius nog moest doen, voordat hij de marteldood zou sterven.
De keizer, die woedend was op Laurentius, had een heel gemene marteling bedacht. Laurentius zou op een rooster gelegd worden en dan zou men er een vuur onder aansteken. Laurentius zou dan heel langzaam gaan schroeien en zo onder veel pijn verbranden. Want het duurde heel lang voordat iemand op het rooster stierf. Laurentius heeft al deze pijn voor Jezus verdragen.
Wanneer hij dood is, huilen de mensen van Rome verschillende dagen. Later is Laurentius in een heel mooie kerk begraven, die je nu nog in Rome kunt zien. Ze heet: de Laurentius buiten de muren. Nog altijd hebben de mensen van Rome een grote verering voor deze martelaar.
We vieren het feest van de heilige Laurentius op 10 augustus.
God, sterker dan de angst voor het vuur van de keizer, was voor Laurentius het vuur van zijn liefde voor U. Laat ons U ook altijd vurig liefhebben, en U beminnen boven alles. Dat vragen wij U door Christus onze Heer. Amen.