1 oktober: Heilige Bavo, kluizenaar

Bavo heette eigenlijk Allowinus. Hij is een rijke man uit een deftige familie. Hij trouwt dan ook met een voorname vrouw. Maar Allowinus leeft niet zo voornaam. Hij doet veel slechte dingen. Hij denkt alleen maar aan plezier. God heeft hij niet nodig. Dan gebeurt er iets ergs. De vrouw van Allowinus sterft. Nu valt de hele wereld voor Allowinus in elkaar. Hij weet niet meer wat hij moet doen. Het is afgelopen met het plezier. De mensen zien Allowinus anders worden. Maar hij kan zich nog niet aan God geven. Daarvoor heeft hij te weinig aan God gedacht.

Op een dag hoort Allowinus praten over een rondtrekkende missionaris. Dat is Amandus. Deze bisschop gaat de mensen in de buurt van Gent over God vertellen. Allowinus gaat naar deze bisschop toe. Wanneer hij bij hem is gekomen, valt hij op de knieën en biecht zijn slechte leven op. Amandus vertelt dan aan Allowinus, dat het plezier hier op aarde voorbijgaat. De echte blijdschap vind je alleen maar bij God. Allowinus heeft het begrepen. Hij wordt nu een echte vriend van God. Hij gaat naar huis terug en verkoopt alles wat hij heeft. Het geld geeft hij aan de armen. Nu gaat hij naar Amandus terug. In een van de kloosters, die Amandus in Gent heeft gebouwd, gaat Allowinus wonen. Hij heet nu Bavo. Bavo wordt een kloosterling. Vaak gaat hij met Amandus mee om te preken. Maar na een poosje gaat Bavo voorgoed in het klooster in Gent wonen. Daar is een heel goede abt. Hij heet Florbertus. Nu is er in deze tijd een gewoonte ontstaan, die we bij Amandus ook al hebben gezien. Sommige mensen willen zich helemaal aan God geven. Ze willen niets hebben; ze willen niet meer in de wereld leven. Daarom laten ze zich in een klein huisje inmetselen. Ze worden dan een kluizenaar. Daarom noemen wij die huisjes ook een kluis. In Geleen kun je er nog eentje zien, en ook in het Geuldal bij Valkenburg.

Bavo wil nu ook kluizenaar worden. Hij vraagt daar verlof voor aan abt Florbertus en krijgt dat ook. Dicht bij de kerk van het klooster wordt de kluis voor Bavo gebouwd. Drie jaar heeft Bavo daar geleefd, helemaal alleen, alleen met God. Na drie jaar voelt hij, dat hij gaat sterven. Hij heeft genoeg boete gedaan; nu mag hij naar God toe. Hij laat een andere kluizenaar komen, die hem helpt om goed te sterven. Op 1 oktober rond het jaar 650 is Bavo naar de hemel gegaan. De abdij, waar hij gestorven is, heeft men naar hem genoemd. Deze Sint Baafsabdij is in het jaar 1540 verwoest.

Je weet, dat we in de negende en de tiende eeuw langs onze kust nogal eens last hadden van Noormannen. Die roofden vaak huizen en kerken leeg, bij zo’n aanval van de Noormannen werden de beenderen van Bavo door monniken in veiligheid gebracht in Verdun. Men heeft ze daar later teruggevonden. Nu kun je de relikwieën van Sint Bavo vinden in de crypte van de kathedraal van Gent. Deze kerk heeft Bavo ook als patroon net als de kathedraal van Haarlem. Over deze laatste kathedraal wordt nog een mooie legende verteld. Tijdens de beeldenstorm hebben de mensen alle beelden uit de kerken weggehaald en vernield. Ook de beelden die buiten aan de kerken zaten heeft men vaak kapotgemaakt. Zo wilde men ook het beeld van Sint Bavo van de kathedraal in Haarlem weghalen. Maar op het moment dat een man met de mokerhamer op het beeld wil inslaan, geeft het beeld hem een dreun. Zo is het beeld van Sint Bavo altijd in de gevel van de kathedraal in Haarlem gebleven.

We vieren het feest van Sint Bavo op 1 oktober.

God, Vader, wij denken ook niet altijd aan U. Vaak hebben we het erg druk met onszelf. Help ons, net als Bavo, meer aan U te denken en meer van U te gaan houden. Amen.