Chronologisch overzicht van gebeurtenissen in het leven van zuster Maria Faustina – Heleen Kowalska – lid van de Congregatie van de zusters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid
- 25 augustus 1905
Heleen Kowalska wordt geboren in het dorp Glogowiec, in het district Turek, de provincie Lodz, Polen. (Kerkelijk geboorteregister) - 27 augustus 1905
Zij wordt in de St. Casimiruskerk in Swinice Warcskie in het district Turek door de pastoor, de eerwaarde Jozef Chodynski, gedoopt. (Doopboek van de kerk in Swinice) - 1912
Op zevenjarige leeftijd hoort Heleen voor de eerste keer een stem in haar ziel die haar tot een meer volmaakte levenswijze oproept. (Dagboek I, 3) - 1914
Ze ontvangt haar eerste Heilige Communie uit de handen van pastoor Pawlowski. (Acta van de kerk in Swinice) - november 1917
Ze gaat naar de basisschool in Swinice. (Notulen van Zbiorczej Szkoly Gminnej w Swinicach Warckich, 6 april 1976) - 1921
Om haar ouders te helpen, begint Heleen op de leeftijd van 16 jaar voor de familie Goryszewski in Aleksandrow bij de stad Lodz te werken. (Herinneringen van haar moeder, Marianna Kowalska) - 1922
Nadat ze een jaar voor de familie Goryszewski gewerkt heeft, keert ze naar huis terug en kondigt haar ouders aan dat ze in een klooster wil treden. Haar ouders verzetten zich vastbesloten tegen deze stap. (Dagboek I, 4; herinneringen van haar moeder) - herfst 1922
Heleen vertrekt naar Lodz om weer naar werk tezoeken om haar ouders te kunnen helpen. Ze werkt voor drie tertiarissen. (Herinneringen van haar moeder, pag. 5; herinneringen van Stanislava Rapacka) - 2 februari 1923
Nadat ze zich tot een arbeidsbureau gewend heeft, gaat ze voor Marcianne Sadowska werken. Zij was de eigenaresse van een winkel in de Abramowskistraat. 29, in Lodz. Heleen blijft er tot 1 juli 1924. (Herinneringen van mevrouw Sadowska, pag. 2) - juli 1924
Heleen gaat naar Warschau om daar in een klooster te treden. (Handgeschreven herinneringen van moeder generaal-overste Michaëla Moraczewska, pag. 1; dagboek I, 4)Ze wendt zich tot de Congregatie van de zusters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid in de Zytniastraat 3/9 in Warschau. De overste schat haar in als “niets bijzonders” en onderwerpt haar aan een toetsing door tegen haar te zeggen dat ze moet gaan werken om haar garderobe te kunnen betalen. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 1; herinneringen van zuster Borgia, pag. 1) - zomer 1924
Heleen gaat als dienstbode werken voor mevrouw Aldona Lipszyc bij Ostrowek, in het district Klembow bij Warschau. (Herinneringen van A. Lipszyc, pag. I) - 1 augustus 1925
Ze wendt zich opnieuw tot de Congregatie van dezusters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid endeze keer wordt ze aangenomen. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 2; herinneringen van zusterBorgia, pag. 1; dagboek I, 6) - ± 22 augustus 1925
Heleen wil de Congregatie verlaten om in eenstrengere orde te treden. Ze vindt dat er te weinig tijdvoor gebed is in de Congregatie van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 2; dagboek I, 6) - augustus 1925
De overste stuurt haar naar een vakantiehuis van deCongregatie in Skolimow om weer op krachten te komen. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag.2) - 23 januari 1926
Ze vertrekt naar het noviciaat in Krakau om haar postulaat af te maken, een retraite te houden en ingekleed te worden. (Herinneringen van zuster Borgia, pag. 1; dagboek I, 7) - 30 april 1926
Na een achtdaagse retraite wordt ze ingekleed en krijgt ze haar naam als religieuze. Vanaf nu zal ze Heleen de naam van zuster Maria Faustina dragen. (Kroniek van Krakau III, 177; herinneringen vanzuster Clementine) - 20 juni 1926
De toewijzing aan de leiding van een andere novicenmeesteres beïnvloedt de geestelijke vorming van zuster Faustina. - 3 april 1927
Zuster Faustina verkeert geestelijk in de donkere nacht. Deze beproeving duurt tot bijna het einde van het noviciaat. De novicenmeesteres, Maria Josefa Brzoza, bemoedigt haar, geeft haar ontheffing van de verplichte geestelijke oefeningen en spoort haar aan om een groot vertrouwen op God te hebben. (Dagboek I, 8) - 16 april 1928
Op Goede Vrijdag omringt de vlam van de goddelijke liefde de lijdende novice. Ze vergeet het vroegere lijden en ziet nu duidelijker in hoeveel Christus voor haar geleden heeft. (Dagboek I, 10) - 20 april 1928
Zuster Faustina begint `s avonds met andere zusters aan de retraite die aan het afleggen van de tijdelijkegeloften voorafgaat. (Kroniek III, 203; herinneringen van moeder Michaëla, pag. 3; dagboek I, 11) - 30 april 1928
Zuster Faustina legt voor de eerste keer haar tijdelijke geloften af.Ze zal die vier jaar lang ieder jaar vernieuwen tot op het moment waarop ze haar eeuwige geloften zal afleggen. (Kroniek van Krakau III, 203; Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 3) - 6-10 december 1928
Op het algemeen kapittel van de Congregatie van de zusters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid wordt moeder Michaëla Moraczewska gekozen tot generaal overste. (Kroniek van Krakau III, 210) Moeder Michaëla zal gedurende het hele leven van zuster Faustina overste zijn. Op moeilijke momenten zal zij haar tot hulp en troost zijn. Zuster Faustina legt haar eeuwige geloften in moeders handen. Voor haar dood zal ze door moeders handen vergeving vragen aan de heel Congregatie voor al haar tekortkomingen gedurende haar leven als religieuze. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 5, 11, 12) - 31 oktober 1928
Zuster Faustina vertrekt naar de Zytniastraat 3/9 in Warschau. Ze wordt daar aangewezen om in de keuken te werken. (Kroniek van Krakau III, 212) - 21 februari 1929
Ze vertrekt naar Vilnius om een zuster te vervangen die daar weggaat om haar derde proeftijd te kunnen houden. (Kroniek van Vilnius I, 9) - 11 april 1929
Ze vertrekt in de ochtend per trein uit Vilnius om naar Warschau terug te gaan. (Kroniek van Vilnius I, 21) - juni 1929
Ze wordt aangewezen om in een pas gesticht huis in de Hetmanskastraat in Warschau te gaan werken. Na een paar maanden keert zuster Faustina naar het huis in de Zytniastraat 3/9 terug. Ondertussen beloven de pupillen met wie ze gewerkt heeft dat ze haar naar de Zytniastraat zullen volgen. (Herinneringen van de zusters) - 7 juli 1929
Zuster Faustina wordt voor korte tijd naar huis van de Congregatie in Kiekrz bij Poznan gestuurd om in de keuken een ziekelijke zuster te vervangen. (Herinneringen van Zuster Xaviera; een brief die als datum 6 juli heeft, maar waarin geen jaartal vermeld wordt en die een plaats bij de herinneringen gevonden heeft; dagboek I, 74) - oktober 1929
Ze is weer in Warschau terug, zoals een brief aan zuster Justine van 20 oktober 1929 bewijst. (Brieven 25, 66) - mei-juni 1930
Faustina is aan het huis van de Congregatie in Plock toegewezen en werkt daar beurtelings in de bakkerij, in de keuken en in het magazijn van de bakkerij. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 3)Tijdens haar verblijf in Plock (van juni 1930 tot november 1932) brengt ze enige tijd in Biala door in een huis van de Congregatie dat zich in een dorp bevond dat ongeveer tien kilometer buiten Plock ligt. [Omdat de kronieken van Warschau en Plock in de Tweede Wereldoorlog verwoest zijn, is het moeilijk om de data van haar verblijf in deze huizen geheel met zekerheid vast te stellen.]Een brief aan zuster Justine Golofit met de datum 17 december 1930 getuigt van het feit dat zuster Faustina op dat moment nog in Biala is. (Brieven 26, 28) - 22 februari 1931
Zuster Faustina krijgt een visioen van de Heer Jezus. Hij zegt haar een afbeelding van Hem te maken die overeenkomt met hetgeen ze in het visioen ziet. (Dagboek I, 18; herinneringen van moeder, pag. 4) - november 1932
Ze komt in Warschau aan voor de derde proeftijd die door de zusters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid gehouden wordt voordat ze hun eeuwige geloften afleggen. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 5; dagboek I, 84)Voordat ze met de derde proeftijd begint, gaat ze naar Walendow om een retraite te houden. (Herinneringen van zuster Serafina Kukulska; dagboek I, 84) - 1 december 1932
Ze begint samen met andere zusters aan de derdeproeftijd. Ze staan onder de leiding van zusterMargaret Gimbutt. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 5; dagboek I, 89)In deze Congregatie duurt de derde proeftijd vijf maanden. Gedurende deze tijd werkte zuster Faustinain de linnenkamer waar ze zuster Suzanne Tokarskihelpt. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 5; herinneringen van zuster Suzanne; dagboek I, 89) - maart 1933
Wanda, de jongste zus van Faustina, brengt haar een bezoek. (Dagboek I, 97) 18 april 1933 Zuster Faustina gaat met andere zusters naar Krakau om een achtdaagse retraite te houden en haar eeuwige geloften af te leggen. (Kroniek van Krakau, IV, 8) - 21 april 1933
De achtdaagse retraite begint onder leiding van pater Wojnar S.J. (Kroniek van Krakau, IV, 8; dagboek I, 102) - 1 mei 1933
Zuster Faustina legt haar eeuwige geloften af. De celebrant bij deze plechtigheid is bisschop Stanislaus Rospond.Nadat ze haar geloften heeft afgelegd, blijft Faustina nog gedurende een maand in Krakau. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 5; kroniek van Krakau, IV, 8; dagboek I, 114) - 25 mei 1933
Ze vertrekt naar Vilnius. (Kroniek van Vilnius, pag. 178. Men heeft in de kroniek het volgende opgetekend: “Zuster Faustina die in Krakau haar eeuwige geloften heeft afgelegd, kwamdonderdagavond met de trein aan.” - 2 januari 1934
Zuster Faustina gaat voor de eerste keer naar de kunstschilder Kazimierowski die de afbeelding van de Goddelijke Barmhartigheid moet schilderen. (Herinneringen van de eerwaarde Sopocko, pag. I; herinneringen van moeder Michaëla, pag. 6; dagboek II, 240) - 29 maart 1934
Ze offert zichzelf voor de redding van zondaren, in het bijzonder voor die zielen die het vertrouwen in de Goddelijke Barmhartigheid verloren hebben. (Dagboek I, 133) - juni 1934
Het schilderij met de afbeelding van de Goddelijke Barmhartigheid dat onder leiding van zuster Faustina door de kunstschilder E. Kazimierowski gemaakt is, is voltooid. Zuster Faustina huilt omdat de Heer Jezus op de afbeelding niet zo mooi is als zij Hem in werkelijkheid gezien heeft. (Herinneringen van pater Sopocko, pag. 1; dagboek I, 134) - 26 juli 1934
Zuster Faustina ligt met een verkoudheid op bed. (Kroniek van Vilnius, pag. 223) - 28 juli 1934
Ze begint haar dagboek bij te houden. - 12 augustus 1934
Ze wordt ernstig ziek. Dr. Maciejewska wordt ontboden en ook de eerwaarde heer Sopocko die haar het Sacrament van de Ziekenzalving toedient. (Kroniek van Vilnius, pag. 226) - 13 augustus 1934
Haar gezondheid gaat vooruit. (Kroniek van Vilnius, pag. 226) - 26 oktober 1934
Als zij `s avonds om 10 minuten voor zes met de pupillen van de tuin onderweg is naar het avondeten, ziet Faustina de Heer Jezus boven de kapel in Vilnius. Hij verschijnt op dezelfde manier als in Plock: met de doorzichtige en rode stralen. De stralen omhullen de kapel van de Congregatie en de ziekenzaal van depupillen en verspreiden zich dan naar de hele wereld. (Archieven: documenten betreffende zuster Faustina) - 15 februari 1935
Zuster Faustina ontvangt bericht dat haar moeder ernstig ziek is en vertrekt die avond onmiddellijk naar haar geboortedorp Glogowiec dat bij Lodz ligt. (Kroniek van Vilnius, pag. 261; dagboek I, 165-169)Nadat ze van haar ouderlijk huis vertrokken is, onderbreekt zij haar reis in Warschau om de generaal overste moeder Michaëla Moraczewska en haar vroegere novicenmeesteres zuster Maria Josefa Brzoza te ontmoeten. Een paar dagen later keert ze naar Vilnius terug. (Dagboek I, 169)De kroniek van Vilnius bevat geen aantekening over de datum van haar terugkomst. - 4 maart 1935
Zuster Petronilla en zuster Faustina gaan met een vrachtwagen naar de jaarmarkt die op de feestdag van St. Casimirus gehouden wordt om gereedschappen en andere artikelen te kopen die men in huis nodig heeft. (Kroniek van Vilnius, pag. 264) - 29 september 1935
- Zuster Faustina vergezelt enkele andere zusters naar de kerk van St. Michael voor het veertigurengebed. (Kroniek van Vilnius, pag. 302)
- 19 oktober 1935
Zuster Antonina en zuster Faustina vertrekken naar Krakau om een achtdaagse retraite te houden. (Kroniek van Vilnius, pag. 307; kroniek van Krakau, IV, 49) - 4 november 1935
Na de retraite komt zuster Faustina `s avonds in Vilnius aan. (Kroniek van Vilnius, pag. 311) - 8 januari 1936
Ze brengt een bezoek aan bisschop Jalbrzykowski en maakt hem bekend dat Jezus de stichting van een nieuwe Congregatie verlangt. (Dagboek II, 50) - 17 maart 1936
Zuster Borgia Tichy, de overste van het huis in Vilnius, ontvangt een bericht van de generaal overste over de overplaatsing van zuster Faustina van Vilnius naar Walendow. (Kroniek van Vilnius, pag. 337) - 19 maart 1936
Zuster Borgia beraadslaagt met aartsbisschop Jalbrzykowski over zuster Faustina. (Kroniek van Vilnius, pag. 338) - 21 maart 1936
Zuster Faustina reist `s morgens per trein van Vilnius naar Warschau (Kroniek van Vilnius, pag. 338) en blijft daar enkele dagen. (Dagboek II, 90) - 25 maart 1936
Ze komt in Walendow dat 20 km van Warschau ligt. De Congregatie bezat daar een huis op het platteland. De zusters heten haar vrolijk en oprecht welkom. (Herinneringen; dagboek II, 91) - april 1936
Na enkele weken wordt ze aan een ander huis op het platteland toegewezen. Het lag 1 km van Walendow in de plaats Derdy. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 8)Dit huis lag in een bebost gebied. Zuster Faustina die verrukt was over de schoonheid van de natuur, schrijft over haar vreugde aande eerwaarde heer Sopocko in een brief die als datum 10 mei 1936 draagt. (Brieven 3:5) - 11 mei 1936
Ze vertrekt in het gezelschap van zuster Edmunda Sekul uit Derdy om voor langere tijd naar Krakau te gaan. (Kroniek van Krakau IV, 60) Ze werkt daar eerst in de tuin en later als portierster. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 8) - 19 juni 1936
Met een paar andere zusters neemt ze deel aan een processie ter ere van het Heilig Hart van Jezus die in een huis van de Jezuïeten in de Kopernikstraat nr. 26 gehouden wordt. (Kroniek van Krakau, IV, 62; dagboek II, 111) - 14 september 1936
Aartsbisschop Jalbrzykowski, die op doorreis naarTarnow is, bezoekt het klooster in Krakau en brengt een paar minuten door in gesprek met zuster Faustina. (Kroniek van Krakau, IV, 67; dagboek II, 33; herinneringen van zuster Felicia en zuster Irene) - 19 september 1936
Zuster Faustina wordt medisch onderzocht in het ziekenhuis van Pradnik. (Dagboek II, 133-134) - 20 oktober 1936
Ze houdt in Krakau een achtdaagse retraite die onder leiding staat van pater Wojton S.J. (Kroniek van Krakau, IV, 70; dagboek II, 153) - 9 december 1936
De oversten zenden zuster Faustina om gezondheidsredenen naar het ziekenhuis in Pradnik. Het was een sanatorium voor de tuberculosepatiënten uit Krakau. (Kroniek van Krakau, IV, 74; dagboek II, 198) - 13 december 1936
Zuster Faustina spreekt haar Biecht voor de Heer Jezus. (Dagboek II, 207) - 24 december 1936
Met toestemming van de dokter gaat ze voor de kerstdagen naar het klooster terug. (Kroniek van Krakau IV, 74; dagboek 226) - 27 december 1936
Ze keert voor verdere behandeling in het ziekenhuis in Pradnik terug. (Dagboek II, 230) - 27 maart 1937
Ze komt terug uit Pradnik. Haar gezondheid is belangrijk verbeterd. (Kroniek van Krakau IV, 82; dagboek III, 18) - 13 april 1937
- Haar gezondheid gaat zo erg achteruit dat ze gedwongen is in bed te blijven. (Dagboek III, 22-23)
- 14 april 1937
Afgemat door haar ziekte vraagt ze de Heer Jezus om gezondheid en wordt verhoord. (Dagboek III, 23) - 23 april 1937
In het klooster in Krakau is er een achtdaagse retraite gaande die al op 20 april gestart is. Zuster Faustina maakt van deze gelegenheid gebruik om haar driedaagse retraite te houden. (Kroniek van Krakau, IV, 82; dagboek III, 26) - 29 april 1937
Na de retraite spreekt ze met haar vroegere novicenmeesteres, zuster Maria Josefa, die haar retraite in Krakau hield. (Dagboek III, 29-30) - 4 mei 1937
Zuster Faustina krijgt van de generaal overste moeder Michaëla Moraczewska toestemming om de Congregatie te verlaten. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 9; dagboek III, 30-31) - 20 juli 1937 Ze hoort dat ze naar een huis van de Congregatie in Rabka gestuurd zal worden. (Dagboek III, 54) De kroniek maakt hier geen melding van. Er is echter wel aangetekend dat de overste twee dagen naar Rabka ging. Dat zou enig verband gehad kunnen hebben met het vertrek van zuster Faustina. (Kroniek van Krakau IV, 88, onder de datum 19 juli; herinneringen van zuster Irene)
- 29 juli 1937
Faustina vertrekt naar Rabka. (Dagboek III, 54-55; herinneringen) - 10 augustus 1937
Ze merkt dat het klimaat in Rabka niet bij haar past omdat ze zich er zieker door voelt. Ze gaat terug naar Krakau. (Dagboek IV, 4) - 12 augustus 1937
De eerwaarde Sopocko onderbreekt zijn reis bij het klooster in Krakau en brengt enige tijd met zuster Faustina door. (Herinneringen van zuster Felicia; dagboek IV, 4-5) - 25 augustus 1937
De eerwaarde Sopocko brengt een paar dagen in Krakau door. Zuster Faustina is blij want ze verlangt ernaar om hem te ontmoeten. (Dagboek IV, 16) - 29 augustus 1937
Ze krijgt toestemming om uitvoerig met de eerwaarde Sopocko te spreken. (Dagboek IV, 17) De kroniek vermeldt dit niet. - 6 september 1937
Als gevolg van haar slechter wordende gezondheid wordt haar benoeming gewijzigd. In plaats van tuinierster wordt zij nu portierster. (Herinneringen van moeder Michaëla pag. 10; dagboek IV, 25) - 19 september 1937
Haar broer Stasio brengt haar een bezoek. (Dagboek IV, 40)
27 september 1937
Zuster Faustina en zuster Irene Krzyzanowska, de overste van het huis, brengen een bezoek aan de drukker om te regelen dat er enige bidprentjes met de afbeelding van de Goddelijke Barmhartigheid gedrukt zullen worden. (Dagboek IV, 45; herinneringen van zuster Irene, pag. 2) - 21 april 1938
De gezondheid van zuster Faustina gaat achteruit en haar oversten besluiten om haar opnieuw naar het ziekenhuis in Pradnik te sturen. (Kroniek van Krakau, IV, 119; herinneringen van moeder Michaëla, pag. 10) - 2-5 juni 1938
Ze houdt een driedaagse retraite in het ziekenhuis. (Herinneringen van zuster Irene Krzyzanowska en zuster Felicia; dagboek VI, 114) - juni 1938
Faustina stopt met het schrijven van haar dagboek. - juli 1938
De generaal overste moeder Michaëla Moraczewska brengt haar een bezoek in het ziekenhuis. (Herinneringen van moeder Michaëla, pag. 10;herinneringen van zuster Felicia) - augustus 1938
Ze schrijft haar laatste brief aan de generaal overste en vraagt daarin om vergeving voor alle fouten die ze in haar hele leven gemaakt heeft. Ze besluit met de woorden: “..totdat we elkaar in de hemel ontmoeten.” (Brieven 23,64; herinneringen van moeder Michaëla, pag. 11) - 24 augustus 1938
Zuster Camille die ook als patiënt in het ziekenhuis in Pradnik verblijft, brengt de overste er telefonisch van op de hoogte dat de gezondheid van zuster Faustina in belangrijke mate verslechtert. De overste begeeft zich naar het ziekenhuis en brengt de nacht door aan het bed van zuster Faustina. (Kroniek van Krakau, IV, 129) - 25 augustus 1938
Pater T. Czaputa, de kapelaan van het huis van de Congregatie in Krakau, gaat naar het ziekenhuis in Pradnik om het Sacrament van de Ziekenzalving toe te dienen. (Kroniek van Krakau, IV 129) - 2 september 1938
De eerwaarde Sopocko bezoekt zuster Faustina in het sanatorium te Pradnik en ziet haar in extase. (Herinneringen van de eerwaarde Sopocko, pag. 5; herinneringen van zuster Felicia) - 17 september 1938
Zuster Faustina wordt uit Pradnik naar huis gebracht. Ze is zeer zwak en niet in staat om veel voedsel binnen te houden. Er gaat van haar een zeer verheffende invloed op anderen uit. Rustig en in het geheel niet bang om te sterven wacht ze op het moment van vereniging met Jezus. (Kroniek van Krakau, IV, 131) - 22 september 1938
Terwijl haar krachten meer en meer afnemen, vraagt ze aan de hele Congregatie vergeving voor haar ongewilde tekortkomingen en wacht kalm op de komst van haar hemelse Bruidegom. (Kroniek van Krakau, IV, 132) - 26 september 1938
De eerwaarde Sopocko bezoekt haar in Krakau. Het is zijn laatste bezoek en ze zegt tegen hem: Mijn enige bezigheid is te leven in de tegenwoordigheid van mijn hemelse Vader.”De eerwaarde Sopocko schrijft: “Ze zag eruit als een bovenaards wezen.” Hij voegt eraan toe: “Op dat moment had ik er niet langer de minste twijfel overdat het werkelijk waar is wat ze in haar dagboek geschreven heeft over de Heilige Communie die ze van een engel kreeg.” (Herinneringen van pater Sopocko, pag. 5) - 2 oktober 1938
Zuster Faustina wordt geleidelijk aan zwakker, maar altijd nog sticht ze anderen. Rustig wacht ze op het moment van haar overlijden. (Kroniek van Krakau, IV, 133) - 5 oktober 1938
Om vier uur `s middags komt pater Andrasz S.J. aan. Zuster Faustina biecht voor de laatste keer.Om negen uur `s avonds bidt de eerwaarde kapelaan T. Czaputa samen met de zusters bij het bed van zuster Faustina de gebeden van de stervenden. Zuster Faustina is tot het einde toe bij bewustzijn en verenigt zich met hen die bidden. (Kroniek van Krakau, IV, 134)Om kwart voor elf `s avonds gaat zuster Maria Faustina Kowalska na een langdurig en met groot geduld gedragen lijden naar de Heer en haar hemels loon. (Kroniek van Krakau, IV, 134) - 7 oktober 1938
De begrafenis van zuster Faustina Kowalska vindt plaats op de eerste vrijdag van de maand en het feest van Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans.De Jezuïeten van het klooster aan het St. Barbaraplein, pater Wojton en pater Chabrowski en een geestelijke van de Kopernikstraat nr. 26 nemen deel aan de uitvaartmis.Om half negen `s morgens worden de Metten gezongen. Daarna viert pater Wojton de liturgie op het hoofdaltaar en pater Chabrowski op het altaar van het Heilig Hart van Jezus. (Boven dat altaar hangt nu de afbeelding van de Goddelijke Barmhartigheid die beroemd is vanwege de ontelbare genaden die ervoor ontvangen zijn.)Pater Chabrowski draagt de Mis in witte gewaden op. In de kroniek staat vermeld dat alles zeer mooi gedaan werd. Er waren geen familieleden van zuster Faustina bij de begrafenis aanwezig. (Kroniek van Krakau, IV, 134)Zuster Faustina wordt begraven op de begraafplaats van het klooster. Die bevindt zich in de tuin van het huis van de zusters van de Congregatie van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid in de Wroniastraat 3/9 in Lagiewniki dat bij Krakau ligt. Ze wordt in het gemeenschappelijke graf gelegd dat men op deze begraafplaats aantreft. - 21 oktober 1965
Zevenentwintig jaar na de dood van zuster Faustina opent bisschop Julian Groblicki die door aartsbisschop Karol Wojtyla speciaal daartoe afgevaardigd is, met een plechtige zitting het informatieve proces betreffende het leven en de deugden van zuster Faustina. Vanaf dit ogenblik heeft zuster Faustina recht op de titel Dienares van God. - 25 november 1966
Terwijl het informatieve proces betreffende de deugden, geschriften en godsvrucht van de Dienares van God, zuster Faustina, van 21 oktober 1965 tot 20 september 1967 gehouden wordt, wordt haar stoffelijk overschot opgegraven en overgebracht naar een graftombe in de kapel van de zusters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid die speciaal voor dit doel is gereed gemaakt. Op de graftombe ligt een zwarte platte steen met een kruis in het midden. Op de steen liggen gewoonlijk bloemen die de gelovigen, die om talrijke genaden door de voorspraak van zuster Faustina komen smeken, meegebracht hebben. - 20 september 1967
Zijne Eminentie kardinaal Karol Wojtyla besluit met een plechtige zitting het informatieve proces van de dienares van God in de aartsdiocees Krakau. - 26 januari 1968
De acten van het informatieve proces worden in Rome in ontvangst genomen door de Congregatie van de Riten. - 31 januari 1968
Met een decreet van de Congregatie van de Riten wordt het proces tot zaligverklaring van de Dienares van God, zuster Faustina H. Kowalska, officieel geopend. - 18 april 1993
Zuster Faustina wordt door Paus Johannes Paulus II, Karol Wojtyla, zalig verklaard. - 30 april 2000
Heiligverklaring door Paus Johannes Paulus II en instelling van het Feest van de Goddelijke Barmhartigheid op de eerste zondag na Pasen. Beloken Pasen is nu tevens Barmhartigheidszondag. - 8 december 2015
Paus Franciscus kondigt op 11 april 2015, feest van St. Stanislaus Kostka in Polen, en vooravond van het feest van de Goddelijke Barmhartigheid het jaar van Goddelijke Barmhartigheid af met de bul Misericordiae Vultus (Het gelaat van de Barmhartigheid).