Preekje op 21-04-2020, dinsdag na de 2e zondag van Pasen

Preekje op 21-04-2020, dinsdag na de 2e zondag van Pasen

Als we tegenover andere mensen het begrip ‘jaloezie’ zouden moeten omschrijven, dan zouden wij kunnen zeggen, dat het een brandende, stekende pijn in de ziel is, die mensen kan verteren. Het boek Spreuken in het Oude Testament zegt het als volgt: “Een tevreden hart is leven voor het lichaam, maar afgunst is verrotting in het gebeente” (14, 30).

Waarom worden mensen op een gegeven moment jaloers? Wel, ze zijn op een gegeven moment op een egocentrische manier bij een of andere kwestie betrokken. Zij kunnen het niet hebben, dat een of meerdere andere mensen hebben of mogen of kunnen doen wat zijzelf niet hebben of niet mogen of niet kunnen doen. En in het ergste geval kunnen zij dan inderdaad verteerd worden van jaloezie. Maar er kan zelfs meer aan de hand zijn dan dat.

In de eerste lezing uit de Handelingen van de Apostelen zien de Sadduceeën hoe de apostelen wonderen verrichten en hoe het volk ontzag voor hen krijgt. Toen zij dit zagen, hadden zij eigenlijk hun ogen op God moeten richten en dankbaar moeten erkennen, dat God in de apostelen wonderlijke tekenen verricht. Maar in plaats van te zien wat God deed en in plaats van zich vreugdevol aan te sluiten, bleven zij buiten staan. Zij waren zo vol afgunst, dat zij de Hand van God niet konden en wilden herkennen en erkennen.

Jaloezie heeft te maken met een verkeerde visie en een verkeerde perceptie, waarneming.

Visie, want in plaats van dat mensen hun ogen richten op Jezus Christus en zijn barmhartige liefde jegens de mensen, richtte zij hun blik op iemand anders.

Een verkeerde waarneming, want omdat mensen zich zo laten afleiden door de talenten en zegeningen, die God aan een ander heeft gegeven, zien zij even niet meer al het moois dat God ook aan henzelf heeft gegeven.

Hoe kunnen mensen ontdekken, dat ook zijzelf een prachtige schepping van God zijn als zij alleen maar kijken naar wat een ander is of heeft.

De brand van de jaloezie kunnen mensen in zichzelf blussen door blij en dankbaar te zien, dat het goede dat een ander heeft ook henzelf ten goede kan komen en door te zien dat ook zij van God mooie gaven hebben gekregen waarmee zijzelf goede dingen kunnen doen en waarvan ook andere mensen kunnen profiteren. De apostel Paulus zegt toch, dat wij samen één lichaam vormen, dat wij elkaar nodig hebben en elkaar aanvullen.

Broeders en zusters, denken wij aan Gods beloften en aan zijn genade. Laten wij ons hart vullen met zijn liefde. Staan wij daar af en toe even bij stil. Als wij dan zien, dat een ander ook iets moois heeft gekregen, zullen wij ons gemakkelijker samen met die ander erover kunnen verheugen.