Preekje op 05-05-2020, dinsdag na de 4e zondag van Pasen
Schapen hebben niet echt de reputatie, dat zij bijster slim zijn. Zij hebben de neiging om te gaan waar de kudde gaat en zij kunnen gemakkelijk op een dwaalspoor komen als zij geen goede leiding krijgen.
Dus het zou onaangenaam kunnen voelen als Jezus Christus ons zijn schapen noemt. Maar eigenlijk zou het voor ons een troost moeten zijn, want nu weten wij, dat de Goede Herder zorg voor ons zal dragen.
Wij zouden een heleboel redenen kunnen aanvoeren om ons zorgen te maken over onszelf: “Ben ik goed genoeg voor God, zodat Hij van mij kan houden?” “Wat zal er met mij gebeuren als ik Jezus Christus ooit uit het oog verlies!? Zal Hij mij dan kunnen we vinden!?”
En dan kunnen de soms onvriendelijke woorden van andere mensen ons nog wat meer onzeker maken, net zoals de subtiele influisteringen van de duivel twijfels in ons kunnen doen opkomen en onze angst dan groter kunnen maken. Als we niet voorzichtig zijn, niet waakzaam genoeg, kunnen we ons zelfs gaan afvragen of God überhaupt wel bij ons is!?
Laten wij de woorden van Jezus vandaag diep tot ons doordringen. Hij bekritiseert ons niet, omdat wij als schapen zijn. Hij wil niet, dat wij zelfstandig worden, onafhankelijk van Hem. Integendeel, Hij wil, dat wij Hem meer en meer gaan volgen, dat ons geloof in Hem steeds dieper wordt. Hij verlangt, dat wij ons opstellen als kleine kinderen, erop vertrouwen, dat Hij ons zal redden.
Kan Jezus Christus echt al onze problemen aan? Zal Hij er altijd voor ons zijn? Ja! Jezus Christus herinnert ons er vandaag aan, dat zijn hand ook die van de hemelse Vader is, de Schepper van allen. En die schepper van allen onderhoudt ook allen. Hij hoeft geen gevecht aan te gaan om zijn beloften te kunnen nakomen. Hij heeft geen last van concurrentie met de duivel. Hij heeft alles onder controle, ook ons leven! Hij zal ons nooit in de steek laten. Hij zal ons nooit van zich laten we wegroven.
Proberen wij vandaag nog wat tijd door te brengen met de gedachte, dat wij als schapen zijn. Zijn wij op onze hoede voor oproepen van de wereld of van ons eigen hart, die ons aansporen om ons meer zelfstandig op te stellen, om voor onszelf op te komen.
Luisteren wij meer naar dat soort aansporingen dan naar de Blijde Boodschap, die van God komt, van onze Goede Herder? Hij houdt werkelijk zielsveel van ons en zorgt voor ons. Geven wij Hem de kans om van ons meer en meer gehoorzame en vertrouwvolle schapen te maken.