Preek op 23-02-2020, 7e zondag door het jaar A, diaken Eelke Ligthart
Openingswoord
Allemaal van harte welkom bij de viering van de H. Eucharistie op de 7e Zondag door het jaar.
Vandaag horen we in Evangelie de bekende opmerking: Oog om oog, tand om tand, en als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de ander toe. Als je over een dergelijke opstelling van mensen nadenkt, dan is het geen wonder dat er zoveel oorlog is tussen landen, zoveel onvrede tussen de mensen. Maar in zulke gevallen zegt Jezus: Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel. Het kwaad omdraaien in liefde, dat is de weg van Jezus.
Preek
Dierbare medegelovigen, de Bijbelverhalen van vandaag gaan over hoe we omgaan met onze tegenstanders, met mensen die ons onrecht of pijn hebben gedaan. Nu is de eerste vraag natuurlijk, hebben wij tegenstanders, zijn er mensen die we als onze persoonlijke vijand moeten zien?
Wellicht denkt u: Nou nee, er is wel eens wat met deze of gene, maar vijanden, zo zou ik dat niet willen noemen. Vijanden zijn ergens anders, in Afrika, in het midden Oosten, in sommige steden heb je van die buurten, maar hier bij ons, nou nee niet direct, het valt wel mee.
Toen ik een jaar of tien was heeft het op een dag flink geknetterd tussen mijn vader en mijn moeder. Het ging van: jij ook altijd en jij… wij wisten als kinderen dan niet wat er aan de hand was, maar er knalde wel een deur dicht.
Even later was ik alleen met mijn vader en hij zei toen tegen mij; nou jongen nu denk je misschien dat papa en mama ruzie hebben, maar dat is niet zo hoor. We hadden alleen maar een meningsverschil. Wellicht herkent u iets dergelijks wel van thuis van vroeger of van nu.
De meeste mensen hebben een hekel aan conflicten, we schamen ons ervoor, beschouwen het als vuile was. Dergelijke voorvallen passen niet bij ons ideale levensverhaal. We hebben er zo’n hekel aan dat we deze voorvallen toedekken met: “Het valt allemaal wel mee.”
Het is de vraag of het allemaal meevalt. Hoevelen van ons leven niet met een hardnekkig conflict in de familie of in de werksfeer? Soms liggen de moeilijkheden open op tafel, maar vaker nog woekert een conflict onuitgesproken nog maar voort. Er is geen ruzie met woorden of met de vuist, maar je voelt het aan de blik van de ander of van jezelf. Ogen ontwijken elkaar. Je groet ongemakkelijk of niet, je keek “toevallig” een andere kant op . In het lied: “Licht dat ons aanstoot in de morgen” staat een regel “dat we niet uit elkaars genade vallen”. We zingen het, omdat het ook bij ons voorkomt, “dat we uit elkaars genade vallen”.
De Vader in de hemel laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Hij laat de zon schijnen over goeden en slechten. We zouden als gelovigen zo goed, zo heilig als God moeten zijn, maar zijn we dat ook in onze dagelijkse omgang met elkaar?
Hoe ga je met je tegenstanders om, met de mensen waarmee je in onmin leeft.
Misschien denken velen wel: ik laat niet met me sollen, ik ben wel goed maar niet gek, ik hoef toch niet altijd het onderspit te delven!! Je verdedigd je recht en je eer, soms koste wat het kost. Niet een oog voor een oog, niet een tand voor een tand. Dat recht van vergelding was bedoeld om eindeloze vetes in te dammen. Maar soms wil je de ander het gedane onrecht dubbel en dwars betaald zetten.
Er zullen ook mensen zijn die denken: “Laat ik maar de minste zijn, die ander is nu eenmaal zo, de tijd zal het wel genezen. Van deze manier denken nogal wat mensen, dat dit de weg van Jezus is, misschien is deze weg zo slecht nog niet. Tijd heelt veel wonden, net zoals “eerst even tot tien tellen”.
Toch wijst Jezus in het evangelie van Matteus op een andere weg. Op deze weg wordt het conflict niet ontweken. Op die weg van Jezus treed je je tegenstander tegemoet met een woord, een gebaar dat kwetsbaar is maar ook verrassend. Wanneer de ander je op de wang slaat, dan hoef je je niet als een mak schaap te laten toetakelen. Nee je loopt naar je tegenstander en zegt zoiets als; “Hier is mijn andere wang. Als jij zo nodig wilt meppen, dan moet je dat doen”. Het is een gebaar van vertrouwen, bijna van trots naar de ander toe. Je neemt jezelf in je kwetsbaarheid serieus en daarmee laat je de ander voelen wat hij doet. Je kunt opstaan en de ander laten weten: “Je hebt me vernederd, wat wil je nog meer van me hebben”?
We komen het dichtst bij de draagwijdte van deze teksten van het evangelie, als we er een aansporing in lezen om onze houding niet te laten bepalen door het gedrag van onze tegenstander.
Jezus spoort ons aan, als zijn kinderen van het Rijk van God, ons een vrijheid eigen te maken die heel anders doet handelen dan de tegenstander had verwacht. Een vrijheid die ontstaat, doordat je jezelf niet hoeft te verdedigen, omdat je weet dat de Vader achter je staat.
Handelen in vrijheid is niet handelen wat ons goed dunkt. Oog om oog, tand om tand. Jij doet me iets, ik doe jou dan ook iets.
Nee het gaat om handelen zodanig dat er iets nieuws kan gebeuren, dat een tegenstander de ogen geopend worden en dat meningsverschillen tussen mensen met ogen en gedachten worden bekeken.
Wat is het mooi om soms zo maar te ontdekken dat er mensen zijn die dat kunnen met een groot geloof en vertrouwen op God, waarbij conflicten kunnen veranderen in liefde voor elkaar. Het gaat in dit deel van de bergrede om een nieuw handelen in een oude soms vastgeroeste wereld: het kwade door het goede laten overwinnen; de haat en de wraak door de liefde van God.
Dat Gods Geest ons verstand mag verlichten, vandaag en alle dagen. Amen.