Preek op 15-03-2020, 3e zondag van de Veertigdagentijd, pastoor Frank Domen

Preek op 15-03-2020, 3e zondag van de Veertigdagentijd, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom. Als wij de leer, die de Kerk ten aanzien van de heilige Eucharistie verkondigt ten volle geloven, dan is deze Eucharistie voor ons een echt hoogtepunt. Een afsluiting van de afgelopen week en het startpunt voor de nieuwe week. De heilige Mis kan voor ons een bron van kracht, liefde en wijsheid zijn. Maar dan moeten wij er wel naar op zoek zijn, die gaven willen ontvangen. Ze worden ons niet op een zilveren presenteerblaadje aangereikt. Wij worden hier niet gevoed als onmondige baby’s. God vraagt van ons een actieve deelname.

Wij, mensen, hebben soms veel voor elkaar over. Vooral in noodsituaties is het geweldig te zien hoe soms de ene mens zijn leven waagt voor de ander.

In de tweede lezing van vandaag horen wij hoe Jezus Christus niet zijn leven waagt, maar het daadwerkelijk gééft, en wel vrijwillig. En Hij doet dat op een moment, zegt Paulus, dat alle mensen nog zondaars waren. Dát is de grenzenloze liefde van Jezus Christus: Hij geeft zijn leven voor hen, die Hem en zijn Vader niet of niet altijd goed gezind zijn.

Proberen wij Hem te ontmoeten in deze viering: dat daardoor ook onze liefde mag groeien, belangeloos mag worden, ter ere van God en tot welzijn van onze medemensen, ver weg en dichtbij.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer onze God, van U komt alle leven en alles is uit U geboren. Hongerigen brengt Gij tot verzadiging en wie dorst lijden, voert Gij tot de bron van levend water. Leid uw Kerk in deze veertigdagentijd; vervul ons van uw heilige Geest, waarin wij allen zijn gedoopt tot het ene lichaam van Jezus Christus, uw Zoon. Die met U … Amen.

Preek

“Iedereen die van dit water drinkt, krijgt weer dorst, maar wie van het water drinkt dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel, het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een waterbron worden, opborrelend tot eeuwig leven.”

Broeders en zusters, willen wij het evangelieverhaal van vandaag kunnen begrijpen, dan is het goed om iets van de achtergrond te weten.

De Joden zijn al vóór de geboorte van Jezus Christus verschillende keren in ballingschap weggevoerd. God liet dit toe vanwege hun slechte leefwijze.

Tijdens één van die ballingschappen hadden een aantal Joden zich vermengd met de Assyrische bevolking. En dat was is de ogen van de ‘echte’ joden een grote zonde tegen het geloof. Toen deze ‘onechte’ joden in eigen land terugkeerden, vestigden zij zich in Samaria. En door de ‘echte’ joden werd op deze mensen neergekeken. Wie op reis was, kon dat gebied maar beter vermijden. Je werd er volgens de religieuze wetten onrein van.

Jezus reist echter wél door dit gebied heen. Hij trekt zich niets aan van allerlei vooroordelen, die mensen hebben t.o.v. elkaar. Hij is mens geworden om álle mensen te verlossen, óók de Samaritanen.

Midden in Samaria ligt het plaatsje Sichar. Het is midden op de dag als Jezus daar bij een bron, waar de mensen water komen putten, gaat zitten. Het is het heetste moment van de dag. De mensen blijven liever thuis of zitten ergens in de schaduw. Het is stil bij de bron.

Er is één vrouw in het dorpje Sichar, die liever juist op dat stille uur naar de put komt. Zij schaamt zich een beetje, omdat – zoals Jezus zegt – zij al vijf mannen heeft versleten, en de man met wie zij nu samenleeft is eigenlijk haar man niet. In het evangelie beschrijft Johannes de ontmoeting tussen Jezus en deze vrouw, en het is duidelijk: het is een échte ontmoeting geworden, dé ontmoeting van haar leven.

Tussen haakjes, het is heel mooi hoe Jezus het gesprek met deze vrouw begint en opbouwt. Zij was niet alleen een Samaritaanse, maar ook haar huwelijk was inderdaad niet in orde, en via een gesprekje over gewoon water komt Hij tot het innerlijk van de mens.

Eerst zijn eigen innerlijk: Hij is de bron van eeuwig leven. En dan spreekt Hij over haar innerlijk: de man, die je nu hebt is je man niet. En het is juist met behulp van dit ernstige punt, dat Hij haar openbaart, dat Híj de Messias is. Zij zou zich betrapt kunnen voelen, maar op hetzelfde moment weet zij, dat zij tegenover de Messias, de Redder, staat. Geen moment laat Hij haar met haar schuld alleen. Het wordt een prachtige, liefdevolle ontmoeting.

Wij hebben dagen, dat wij veel mensen tegenkomen en spreken, maar dat hoeven niet per se allemaal echte ontmoetingen te zijn. Want iemand ontmoeten is iets groots, het is een gebeuren. Iemand ontmoeten kan iets bevrijdends hebben. Je hoort soms verrassende dingen. Je ogen gaan soms voor iemand of iets open. Het doet je goed. Jij en die ander worden er betere mensen van.

Daar, bij die waterput van Sichar, wordt de Samaritaanse vrouw een ander mens door de ontmoeting met Jezus Christus. Zij voelt het aan. Deze man is een mens, die weet wat er in de mensen omgaat aan pijn en verdriet, aan angst en onzekerheid, drift, plezier. Zij voelt zich door Hem aangesproken, letterlijk en figuurlijk. Zij vermoedt, dat Hij een profeet is, een man van God. Hij zit bij een bron, maar is ook zelf een bron, een bron van leven.

Nadat zij Hem heeft ontmoet, rent zij de stad in. Zij, die eerst bang was onder de mensen te komen, vertelt nu aan iedereen, dat zij de Messias, de Gezalfde, heeft gevonden. I.p.v. water heeft zij kracht geput uit die ontmoeting met Jezus Christus, het levende water.

Broeders en zusters, wij zijn hier in de kerk samengekomen in de Naam van diezelfde Jezus Christus, de Redder. En in mate dat wij écht bidden, met ons hart bij Hem, tegenover Hem onze liefde voor God en medemens uitspreken, in die mate zullen ook wij Hem mogen ontmoeten als de Redder. Ook wij mogen – net als die vrouw – na deze viering naar andere mensen op weg gaan met de boodschap: Hij kan ook jouw Redder zijn!

Hier vieren wij samen de heilige liturgie. Wij lezen de heilige Schrift. Met de engelen en de heiligen zingen wij Gods lof. Maar ook thuis of waar wij ook gelovig met elkaar in gesprek gaan of een mooi boek lezen om ons te bezinnen, het zijn allemaal momenten waaruit wij kracht kunnen putten uit de gedachtenis aan Jezus Christus, uit zijn tegenwoordigheid in de Kerk, in ons leven.

Soms lijkt Hij een bron, die opgedroogd is. Voor ons gevoel lijkt Hij ver weg. Andere keren voelen wij zijn aanwezigheid wel. Maar of wij Hem nu voelen of niet, Hij, die mensen werkelijk wil ontmoeten – hoe ze ook zijn – is altijd met ons. Hij staat altijd voor ons klaar. Kan voor ons werken zonder dat wij het voelen.

Het is als in een gezin. Kinderen zitten op school, vader werkt in het bedrijf, moeder werkt thuis, doet boodschappen, of heeft ook een baan buitenshuis. Vader en moeder werken – o.a. – voor het kind, maar het kind voelt het niet op dat moment, merkt het niet. Maar vader en moeder werken wél. Zo kan God voor ons aan het werk zijn, ook zonder dat wij het merken of voelen.

Broeders en zusters, Jezus Christus wil ons graag ontmoeten, iets groots voor ons doen. Treden wij Hem tegemoet. Gaan wij met Hem in gesprek, zoals die Samaritaanse vrouw dat deed. Stellen wij Hem vragen, voor mijn part heel kritisch. Brengen wij onze noden en vooral die van anderen onder zijn aandacht. Maar zijn wij dan ook bereid om het diep in ons hart stil te maken, opdat God ons ook een antwoord kan geven. Dan is er ook hier sprake van een echte ontmoeting. Dan gaan wij straks net als die Samaritaanse vrouw als andere mensen naar huis, als mensen met een nieuwe visie, als mensen met een nieuwe opdracht. Amen.