Preek op 09-02-2020, 5e zondag door het jaar A, pastoor Frank Domen

Preek op 09-02-2020, 5e zondag door het jaar A, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom weer.

Er zijn mensen, die beweren, dat als je maar een goed mens bent, dat het dan … wel goed is. Een goed mens … is goed, niet waar? Zou zo’n redenering niet een excuus kunnen zijn om niet te hoeven bidden!? We moeten het een doen (het werken) en het ander (het bidden) niet laten.

In de eerste lezing van vandaag zegt de profeet Jesaja, dat wij ons brood moeten delen met de hongerigen, dakloze zwervers moeten opnemen, naakten moeten kleden en ons niet moeten afkeren van onze medemensen.

Dan zal ons licht stralen. Onze genezing zal voorspoedig zijn. En wanneer wij dan tot de Heer bidden, zal Hij ons verhoren.

Willen wij in gebed van God het goede ontvangen zullen wij eerst zelf naar vermogen het goede moeten geven. Wie goed doet, goed ontmoet. We kunnen ook zeggen: Wie goed doet, God ontmoet.

Voor de keren, dat wij medemensen met hun dikwijls kleine en soms ook grote noden aan hun lot hebben overgelaten, links hebben laten liggen, vragen wij nu eerst samen om vergeving, en beloven wij beterschap.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, alleen de eredienst met een oprecht hart kan U behagen. Geef dat de woorden die wij spreken, daden worden; dat wij U eren in de dienst aan onze naaste, en dat onze goede werken een openbaring worden van uw heerlijkheid. Door onze Heer … Amen.

Preek

Wij kunnen ons in een groot gezelschap bevinden en ons toch alleen voelen. Er is even geen klik met de mensen om ons heen of we zitten even niet helemaal lekker in ons vel.

Zo kunnen we ons in het geloof ook weleens eenzaam voelen. Ik hoop, dat dat hier binnen onze kerkfamilie zelden het geval is; anders moet iemand het maar even komen zeggen. Dan gaan we er even iets aan doen. Maar binnen onze eigen familie en onze samenleving zal dat bij veel mensen helaas wel vaker het geval zijn. Mensen zeggen te geloven, maar ze laten dat op geen enkele manier blijken. Of ze zijn ooit wel gedoopt, maar zeggen nu ronduit, dat ze niet meer geloven. Soms zijn mensen ook openlijk tegen de Kerk en tegen het geloof.

Als mensen zich echter meer in de persoon van Jezus Christus verdiepen, als zij op zoek gaan naar de waarheid, dan kunnen ze wel degelijk geraakt worden. Dan ontdekken ze, ervaren ze, diep van binnen, de Kerk als een vierdimensionele werkelijkheid. Een menselijke met breedte, lengte en hoogte – met goed en kwaad – maar dat er ook en eigenlijk allereerst een goddelijke dimensie in de Kerk is, die het menselijk goede ver en ver overstijgt.

Als we langs een kerkgebouw lopen, kunnen we dat mooi vinden of niet. Maar wie naar binnengaat, neerknielt en bidt, voor hem of haar gaat die goddelijke wereld open. Die ervaart vrede en vreugde in zijn hart, innerlijke rust, ondanks de tegenslagen, die wij soms ervaren.

In het evangelie zegt Jezus Christus tot zijn leerlingen – en dus ook tegen ons – dat zij het zout der aarde moeten zijn. Zout geeft smaak aan het eten. Wie weleens brood of aardappelen zonder zout heeft gegeten, of al helemaal de mensen, die omwille van hun gezondheid zoutloos moeten eten, die weten hoe belangrijk dat kleine beetje zout kan zijn. Het weegt vrijwel niets, maar het maakt een wereld van verschil.

Zo is het ook met licht. Wie als wandelaar of fietser weleens over een aardedonker pad is moeten gaan, weet hoe beangstigend het donker kan zijn. Overdag komt datzelfde pad heel anders over. Zout en licht zijn heel belangrijk. Zo, zegt Jezus Christus, zijn gelovige mensen ook heel belangrijk.

Wij hebben van Hem dan ook een belangrijke opdracht gekregen. Toen Hijzelf nog op aarde leefde, groeide het Koninkrijk door zijn inspirerende verhalen en zijn wonderen. Nu is de beurt aan ons. Ons zout moet sterk van smaak zijn. Ons licht helder. Zoals andere mensen het kwade promoten, zo moeten wij getuigen van het goede, van Gods liefde voor ons en voor alle mensen, van zijn trouw tot in de dood.

Nu zijn sommige mensen het misschien niet gewend van hun geloof om te getuigen. Misschien denken ze daarbij wel aan een straatpredikant, die met de Bijbel in de hand mensen dreigend toeroept, dat ze zich moeten bekeren. Ook hoeven wij niet van de daken te verkondigen, dat wij zo goed zijn en dat mensen zich daarom maar bij ons moeten aansluiten. Nee, en getuigen van ons geloof kunnen wij ook in kleine gezelschappen of zelfs één op één.

Als we merken, dat iemand een bepaald probleem heeft, kunnen we vertellen hoe wijzelf in vergelijkbare situaties kracht en wijsheid bij God en Moeder Maria hebben gevonden; dat dat ons toen erg geholpen heeft. En dan maar hopen – en bidden – dat die ander op het idee komt om het ook een keer zo te proberen: met de hulp van God.

Wij hebben van God een kostbare schat ontvangen, allereerst voor onszelf, maar ook om door te geven aan anderen, zoals Jezus Christus ook al wat Hij van zijn Vader heeft ontvangen aan ons heeft doorgegeven. De prijs, die Hij daartoe heeft betaald was die van zijn eigen Bloed. Hoever willen wij gaan uit liefde voor God en medemens!?

De apostel Paulus zegt in de tweede lezing van vandaag, dat toen hij in de stad Korinte het geloof kwam verkondigen, hij best wel zenuwachtig was. Hij was helemaal niet ‘welsprekend’, niet geleerd, maar pas bekeerd. Maar omdat Paulus niet vertrouwde op zijn eigen wijsheid, maar op God, was hij een uitermate geschikt instrument in Gods hand. Niet hij werkte, maar God door hem. En daardoor heeft hij werkelijk duizenden en duizenden mensen voor Gods Koninkrijk weten te winnen.

Als wij zien, dat er hedentendage niet veel mensen meedoen, dat er minder mensen zijn, die geloven en naar de kerk gaan, dan geeft de Heer er vandaag het volgende antwoord op: jullie hebben maar weinig, maar er is ook maar weinig nodig om smaak te geven aan het leven, om licht te brengen in de duisternis van iemands leven.

Laten wij stralen. Niet van trots, niet opschepperig, maar uit dankbaarheid jegens God, uit liefde voor onze medemensen, die in deze zo verwarde tijd dikwijls niet meer weten waar ze het moeten zoeken.

Misschien zaten wij zelf ooit diep in de put, waren wijzelf of ons dierbare mensen helemaal de weg kwijt. Laten wij denken aan de mensen, die toen voor ons gebeden hebben, die ons opgezocht hebben, die weer moed en kracht hebben gegeven. Laten wij nu op onze beurt voor anderen zijn als een reddende engel, als zout der aarde, als licht in de duisternis. Amen.