Preek op 21-03-2021, 5e zondag van de vasten, jaar B, diaken Eelke Ligthart

Preek op 21-03-2021, 5e zondag van de vasten, jaar B, diaken Eelke Ligthart

Openingswoord

Dierbare  medegelovigen, hier in de kerk en ook u allen die via life-stream met ons bent verbonden, allemaal van harte welkom bij de viering van de H. Eucharistie op de 5e zondag van de 40 dagen tijd.

U hebt het wellicht zelf al weleens meegemaakt: je stelt een vraag, maar die verzandt in een antwoord waar je niet verder mee kan. Of je vraag wordt zo overstemd door een woordenvloed, dat je je eigen vraag vergeet. Zoiets lijkt in het evangelie van vandaag te gebeuren. Grieken komen vragen om Jezus te zien, maar verder komen ze niet meer ter sprake, zodat je niet eens weet of ze Jezus nu wel ontmoet hebben. Ze verdwijnen uit het verhaal. En Jezus’ antwoord lijkt in het luchtledige te belanden. Tenminste, dat kan onze indruk zijn.

Preek

Die Grieken worden gerekend tot de toehoorders voor wie Johannes zijn evangelie schrijft, mensen die niet tot het Joodse volk behoren, maar die wel bij dit volk willen horen over God. Godzoekers. Zij komen naar de tempel in Jeruzalem op bedevaart. Daar vinden zij wat ze in hun eigen godenwereld en cultuur niet meer vinden. Als Johannes zijn evangelie schrijft is die tempel al verwoest door de Romeinen en de toehoorders van Johannes zijn Joden en niet-Joden, Grieken, die christen geworden zijn. Ondertussen zijn ze niet meer toegelaten in de Joodse synagoge. Maar in hun eigen gemeenschap ontmoeten ze hun Heer, die zij als Messias erkend hebben. En zoals hun Heer kennen zij vervolging. ‘Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het; maar wie zijn leven prijsgeeft in deze wereld, zal het behouden voor het eeuwig leven’, horen zij en zij weten waarover het gaat: ze kennen het lot van Jezus en ze kennen hun eigen situatie.

“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt (en sterft), blijft hij alleen; maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort.”

Hier zijn wij die ‘Grieken’, mensen die niet behoren tot het Joodse volk, het volk van de belofte, en die Jezus willen ontmoeten. Of is die ontmoeting ondertussen uitgesleten tot een déjà-vu? Laat ons maar hopen dat de grondregel van Jezus’ leven: ‘Als een graankorrel niet in de akkergrond sterft, blijft hij onvruchtbaar’, de grondregel is geworden van ons eigen leven. Dat is de hoop die Jeremia uitspreekt in de eerste lezing van deze zondag: in het nieuwe verbond dat God met zijn volk zal sluiten, grift hij die wet niet meer op stenen tafelen, maar in het hart van mensen. Ook al grijpt het beeld van de graankorrel terug op een biologisch proces, voor de mens gaat het niet alleen over een biologisch proces, maar ook over een levenskeuze om lief te hebben. Ons eigen leven krijgt alleen maar zin in ons leven voor anderen.

Ongetwijfeld ken je mensen – en misschien ben je zelf een van hen – die met de toewijding aan anderen hun geluk vinden. Voor een gezin of een vriendschap is dat bijna vanzelfsprekend. Maar toewijding en liefde kunnen ver daar overheen gaan en inzetten op doeleinden en mensen, die je zelf niet eens persoonlijk kent. De vraag is: leef je voor je zelf, of voor je eigen kleine clan – of sta je open voor de grensoverschrijding van de liefde, voor de vreemde andere, voor de Andere met een hoofdletter. Hierover zegt Jezus in het evangelie: ‘Wie mij wil dienen, zal mij moeten volgen, en waar ik ben zal ook mijn dienaar zijn.’ Soms loopt deze keuze als vanzelf, maar ze kan ook haaks staan op de heersende trends in een samenleving.

Veel mensen zetten zich in op allerlei terreinen, met grote vanzelfsprekendheid. Maar tegelijk krijgen wij voortdurend aangepraat wat je allemaal moet bezitten en veroveren om gelukkig te kunnen zijn. Het blijft kiezen, telkens opnieuw.

En soms kan zo’n keuze afschrikken. Ook voor Jezus blijkt dat zo te zijn. De ontmoeting met de Griekse pelgrims in Jeruzalem is voor hem het signaal dat het menens wordt: ‘Het uur is gekomen dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt’, is zijn eerste antwoord. Tot nu toe had hij altijd gezegd, dat zijn uur er nog niet was. Maar nu staat hij voor de keuze: wegvluchten en het eigen leven redden, of doorgaan en weten dat dit het einde zal zijn. In het zinnetje dat aan het evangelie van vandaag voorafgaat, staat: ‘De Farizeeën mopperden tegen elkaar: “Zie je wel? We komen geen stap verder. Kijk maar, de hele wereld loopt hem achterna.”’ Die Griekse pelgrims vertegenwoordigen die hele wereld. De roeping van Israël gaat niet enkel over het eigen volk, maar over het heil van die hele wereld. En het is die roeping die Jezus in zijn eigen keuze wil voltrekken. Maar die keuze, dat uur, boezemt hem ook angst in: ‘Nu het zover is, is mijn ziel ontsteld. Zal ik dan zeggen: “Vader, red mij uit dit uur?” Nee, want juist daarom ben ik gekomen: met het oog op dit uur. Vader, verheerlijk uw naam!’ In de andere evangelies worden deze angst en overgave aan de Vader uitgebeeld in de Hof van Olijven.

Kennen wij in ons eigen leven als christen zulke keuzes? In de christelijke geschiedenis zijn er genoeg voorbeelden van mensen die zo’n keuze gemaakt hebben: denk maar aan Oscar Romero, aan Maximiliaan Kolbe, aan Dietrich Bonhoeffer, aan Martin Luther King. Maar de graankorrel die in de aarde valt mag je ook herkennen in de journalist die onrecht aanklaagt en daarvoor de rekening betaalt, of in de naamloze verplegende die alle risico erbij neemt om oude of zieke mensen te verzorgen, of in de klokkenluider in de ambtenarij of in een bedrijf, die er zijn job bij inschiet…en vul zelf maar aan met mensen die je in je eigen leven ontmoet en die je leven geven in plaats van je leven leeg te zuigen. Een ontelbare menigte voor de troon van het Lam, zegt het Boek der Openbaring hoopvol. In zo velen komt Gods heerlijkheid aan het licht.

Binnen enkele weken vieren we Pasen. We vieren hoe in Jezus, Gods heerlijkheid aan het licht komt. Deze veertigdagentijd is een uitnodiging om hem te volgen, om te zijn waar hij is, om ook in ons eigen doen en laten Gods licht toe te laten en om Gods heerlijkheid te herkennen in vreemden, dichtbij en veraf. Amen.