Preek op 02-08-2020, 18e zondag door het jaar A, pastoor Frank Domen

Preek op 02-08-2020, 18e zondag door het jaar A, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom. Sommige dingen, die wij voor onszelf of voor anderen nodig hebben, zijn verborgen. Zij zijn er wel, maar wij moeten ernaar zoeken.

Als je bijvoorbeeld een cadeautje zoekt vanwege een bijzondere verjaardag van een familielid, dan kun je soms uren moeten dwalen van de ene naar de andere winkel. En opeens denk je: Dat daar! Dat is precies wat ze leuk vindt!

Vandaag gaat het evangelie over de wonderbare broodvermenigvuldiging. Het verhaal is uiteraard een verwijzing naar de heilige Mis. Laten wij goed kijken, goed zoeken naar de diepere betekenis van dit bijzondere stukje brood. Wie zoekt, vindt, meer dan wie niet zoekt. Vragen wij, dat ook anderen mogen gaan zoeken én vinden, vooral natuurlijk onze eigen kinderen en kleinkinderen, al onze familieleden en vrienden.

Vorige week zondag hoorden wij al, dat wij ‘schatzoekers’ moeten zijn. Gaan wij op zoek naar het mooiste en meest noodzakelijke in het leven: de liefde tot God en de liefde tot de naaste.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Heer onze God, behoeftigen schenkt Gij overvloed en voor wie honger heeft, breekt Gij het brood. Leer ons de zin verstaan van de eucharistie. Neem van ons weg al wat verhindert aan uw liefde te beantwoorden. Breng ons dichter bij U en bij elkaar. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon …

Preek

Ik zei het al aan het begin van de heilige Mis: sommige zaken zijn voor ons verborgen, maar wie niet opgeeft en blijft zoeken, die kan veel vinden.

Dit geldt ook voor God zelf. Reeds de profeet Jesaja noemt God een verborgen God. God heeft wel sporen van zijn werk in de schepping achtergelaten. Wie goed zoekt, zal bij bepaalde vondsten moeten zeggen: Hé, dit is geen mensenwerk. Het lijkt erop, dat hier een hogere macht aan het werk is geweest.

God had zichzelf verborgen in zijn schepping, maar er kwam een dag, dat God zich aan de mensheid wilde laten zien, ja, dat Hij wilde leven en werken onder de mensen. Jezus Christus, Zoon van God, werd geboren uit zijn Moeder, de Maagd Maria. Maar zijn godheid zat verborgen in zijn mensheid. Buiten Maria en Jozef waren er slechts enkele mensen, die zijn godheid herkenden: de herders, de wijzen, de profetes Hanna en de grijsaard Simeon.

Deze laatste, Simeon, had eigenlijk zijn hele leven lang gewacht op de komst van de beloofde Redder. Zijn leven was steeds vol verwachting. Toen Maria en Jozef met hun acht dagen oude Kind naar de Tempel kwamen om het te laten besnijden, nam ook Simeon het even in zijn armen en zei uit het diepste van zijn hart: “Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd,” (Lucas 2,29-30).

Je moet – om Jezus Christus te kunnen vinden – echt de goede instelling hebben. Je moet een bepaalde gave hebben, die je van God krijgt óf als Hij ziet dat je van goede wil bent, óf er zijn bepaalde mensen, die veel voor je bidden. Heeft iemand die gave van God niet, die gave van het geloof, dan zal zo iemand Jezus Christus moeilijk kunnen herkennen.

Kijken wij maar naar Jezus’ leven als volwassene. Toen Hij eenmaal met zijn verkondiging begon, ging Hij ook wonderen doen. Niet stiekem, verborgen in iemands huis, nee, openlijk op straat of in het veld, recht onder de neus van iedereen, die het maar zien wilde. Vele mensen dachten toen zij al die wonderen zagen: Wat een bijzondere man is dat, die Jezus van Nazareth, maar zij herkenden niet zijn godheid!

Jezus verbergt zich graag. Misschien uit bescheidenheid. Zo van “goed voorbeeld doet volgen”. Maar het is misschien vooral een kwestie van dat Hij wil weten of wij stil blijven staan óf bij de dingen van deze wereld, die snel voorbijgaan, óf dat wij op zoek zijn naar wat blijvend is.

Ook in de Hof van Olijven, waar Jezus vanwege het naderend lijden doodsangsten uitstond, was zijn godheid verborgen. Evenzo aan het Kruis. Slechts een enkeling, een Romeinse honderdman, riep, toen Jezus eenmaal was gestorven: “Waarlijk, deze mens was een Zoon van God” (Marcus 19,35).

Zelfs tijdens zijn verrijzenis verborg Hij voor de meeste mensen zijn godheid. Slechts enkele uitverkorenen mochten Hem zien. Die moesten daarvan getuigen. De anderen zouden hun harten moeten openen voor de waarheid, zouden op zoek moeten gaan naar de verborgen schat in de akker.

Zo, beste medegelovigen, is het ook met de heilige Communie. In het evangelie legde Jezus Christus zijn goddelijke kracht in vijf broden en twee vissen en het werd voldoende om er duizenden mensen mee te voeden. Hier in de kerk, het Huis van God, neemt ook de priester in Jezus’ Naam brood in zijn handen. Hij roept met de woorden van de consecratie Gods kracht, Gods heilige Geest, over het brood en het verandert in Jezus’ Lichaam, maar … verborgen. Zelfs meer dan vroeger. Hij verbergt niet alleen zijn godheid, maar nu ook zijn mensheid. Want aan de heilige Hostie kun je niet zien, dat het gaat om Jezus van Nazareth.

Broeders en zusters, wij moeten een beetje zijn als wetenschappers. Die proberen altijd weer dieper door te dringen in de werkelijkheid. Zo moeten wij ook op zoek zijn naar een grotere kennis van God. Wij moeten proberen meer van de Sacramenten te begrijpen. Het is goed om geregeld wat te lezen, een mooi geestelijk boek. Het is al helemaal mooi als wij God vragen, dat Hij ons verlangen naar Hem groter maakt. Wie een groot verlangen heeft, zoekt naar de waarheid.

“Heilige Anthonius, goede vrind, geef dat ik mijn… sleutel vind”. Veel mensen hebben dit schietgebedje zo vaak gebeden, omdat zij op zoek waren naar verloren voorwerpen. Als we tot Gods heiligen bidden om dit soort voorbijgaande zaken, dan moeten wij dat toch zeker doen als het gaat om een zo belangrijk iets als het geloof, Gods wijsheid, Gods kracht!?

Soms gaat het in het leven om heel belangrijke zaken: ouders dreigen te gaan scheiden; kinderen groeien van ouders weg of raken aan de drugs, hebben verkeerde vrienden; iemand dreigt z’n baan kwijt te raken; er is inzake een erfenis een enorme ruzie binnen de familie.

Zijn dat zaken, die God onverschillig laten? Zeker niet! Hij wil graag helpen, maar Hij wil ook, dat wij samen met Hem op zoek gaan naar het diepere, naar nieuwe mogelijkheden.

Proberen wij het diepere te zien. In de kerk zien wij een koperkleurige kast, het Tabernakel, maar het is Gods Woning onder de mensen. Wij zien een rond stukje brood, maar het is de Zoon van God. Wij zien mensen om ons heen, maar het zijn Gods eigen kinderen.

Bidden wij, dat wij steeds meer mogen vinden wat God voor onze ogen verborgen heeft. Vragen wij dat voor alle mensen om ons heen.

Moet dat allemaal nog als je bijvoorbeeld al met pensioen bent? Dat moet iedereen zelf weten! Maar wij zeggen toch: Een mens is nooit te oud om te leren! Dat geldt ook voor ons geloof. Laten wij blijven zoeken tot en met de laatste dag van ons leven. Ik garandeer jullie: het leven zal er alleen maar mooier op worden. Amen.