Preek op 30-05-2019, Hemelvaart van de Heer, jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 30-05-2019, Hemelvaart van de Heer, jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom. Vandaag vieren wij het hoogfeest van de Hemelvaart van de Heer.

Met Kerstmis – eigenlijk negen maanden daarvoor – is Jezus Christus, de Zoon van God, uit de hemel neergedaald. Uit liefde voor ons verliet Hij het hoge en veilige Huis van zijn hemelse Vader om aan een levensgevaarlijke missie te beginnen.

Hij verliet de hemel om bij ons te kunnen zijn. Hij deed afstand van zijn hemelse rijkdom, Hij werd arm, opdat wij in Hem rijk zouden kunnen worden. Hij legde zijn zichtbare hemelse heerlijkheid af, opdat wij in het doopsel ermee bekleed zouden kunnen worden. Hij legde zijn hemelse macht en kracht af, werd een zwakke mens, die door soldaten gearresteerd en gedood kon worden, opdat wij sterk genoeg zouden worden om alle verleidingen van de wereld te kunnen weerstaan. Hij daalde als God af in de schoot van Moeder Maria, opdat Hij als mens naar de hemel zou kunnen opstijgen. En Hij heeft beloofd, dat een ieder, die in Hem gelooft en het goede probeert te doen, dat die ook eens tot in de hemel verheven zal worden. Dat is het feest van vandaag: Hij is als eerste naar de hemel opgestegen, dan zijn en onze Moeder Maria, daarna wij.

Danken wij met blijdschap God voor zo veel goedheid, voor zo veel nabijheid.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Almachtige God, laat ons juichen en blij zijn, vol dankbaarheid, omdat de hemelvaart van Christus, uw Zoon, ook onze verheffing is. Zijn glorie bij U is onze hoop, want wij vormen één lichaam met Hem, die ons hoofd is: Jezus Christus, onze Heer. Die met U leeft en heerst …

Preek

In het evangelie is er sprake van een afscheid. Je zou verwachten: scheiden doet lijden. Maar geheel in tegenstelling daarmee meldt het op-een-na-laatste vers, dat de leerlingen met grote blijdschap naar Jeruzalem terugkeren.

In Romeo en Julia van Shakespeare zegt Julia op gegeven moment tegen Romeo, dat afscheid een zoet verdriet is. Is het niet zo, dat vele momenten van afscheid zo aanvoelen? Of je nu een kind moet loslaten, dat aan de andere kant van de wereld gaat wonen of je laat na een bezoekje je opa en oma achter, een afscheid kan bitterzoet zijn. Zoet vanwege de liefde, die je voor de betreffende persoon voelt; bitter, omdat je die persoon moet loslaten.

Verrassend genoeg lijken de apostelen dus helemaal geen verdriet te hebben na Jezus’ Hemelvaart. Zij keren met blijdschap terug, nota bene naar de plaats waar Jezus ter dood is gebracht, Jeruzalem. Je zou zeggen: op die plaats van onheil willen wij niet meer komen.

Dat zij zo’n uitbundige blijdschap ten toon spreiden … is dat niet ongevoelig!? Of zijn zij bovenmenselijk!? Hoe zit het eigenlijk met hun innerlijke band met Jezus Christus!? Voelen zij zich dan niet verdrietig, dat Jezus hen na het overwinnen van dood, alsnog gaat verlaten!?

Natuurlijk is er verdriet, aan de ene kant. Maar aan de andere kant zijn zij vervuld van vreugde. Want zij zijn ervan overtuigd, dat zij Jezus op een goede dag zullen volgen waarheen Hij hen nu is voorgegaan, en dan zullen ze voor altijd met Hem en met elkaar herenigd worden. Dus de hoop, de overtuiging, Hem ooit weer te zien, maakt hun verdriet zoet.

Dit, lieve medeparochianen, is ook de sleutel tot onze blijdschap. Door het geloof weten wij, dat Jezus is heengegaan om voor ons in de hemel een plaats te bereiden. Maar hoe mooi en hoe waar die gedachte ook is, toch kan het soms aanvoelen alsof Hij verder is gegaan en ons aan ons lot heeft overgelaten.

Een manier om dat gevoel van eenzaamheid tegen te gaan is ons proberen voor te stellen hoe Jezus Christus op dit moment in de hemel is. Bedenken wij hoe Hij voor ons de hemel heeft geopend, een plaats heeft bereid, die wij uit onszelf nooit zouden kunnen bereiken. Stellen wij ons voor, dat Hij bij zijn Vader staat, bij ónze Vader. Zien wij de glimlach op zijn gezicht wanneer Hij eraan denkt, dat wij binnenkort met zijn hulp onze plaats zullen innemen.

Broeders en zusters, wij hebben niet alleen familieleden in de hemel, onze voorouders, die daar voor ons bidden, wij hebben ook Jezus Christus als voorspreker. Hij stort voortdurend zijn genade over ons uit. Ooit zullen wij de vreugde van de hemel binnengaan.

Als wij eens van die dagen of momenten hebben, dat het leven ons zwaar valt, laten wij dan onze ogen richten op de dingen van de hemel, laten wij kracht putten uit die heerlijke toekomst, die ons wacht, kracht om door te gaan.

Maar broeders en zusters, het geloof is er nooit voor ons alleen. Zoals de apostelen en hun opvolgers uitgezonden werden naar alle landen van de wereld om te getuigen van deze Blijde Boodschap, zo mogen wij, ja ‘moet’ ieder van ons dat ook doen in zijn eigen omgeving. Als wij merken, dat iemand het zwaar heeft, kunnen wij vertellen hoe wijzelf kracht in het geloof vinden, wijsheid.

Zijn ook wij apostelen. Getuigen wij van ons geloof. Dat zijn wij de Heer en onze medemensen verplicht, uit liefde, uit dankbaarheid. Amen.