Preek op 27-01-2019, 3e zondag d.h.j. C, pastoor Frank Domen

Preek op 27-01-2019, 3e zondag d.h.j. C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, van harte welkom. Wij allemaal kennen wel mensen door wie wij ons echt gesteund weten, mensen, die wij ook op onze beurt hulp kunnen geven.

Zo hebben de gelovigen van vóór Jezus Christus altijd veel steun kunnen vinden bij de profeten van het Oude Verbond, en natuurlijk ook bij elkaar.

Maar toen Jezus Christus zijn openbare leven begon, brak er een heel nieuwe tijd aan. Hij was de zichtbare en tastbare afspiegeling van Gods liefde voor alle mensen.

Mogen wij ook in deze Kerk, Jezus’ Huis op aarde, steun en bemoediging vinden om met elkaar voort te kunnen gaan op weg naar een betere wereld.

Laten wij dan bidden, vol geloof en vertrouwen, dat onze kerken weer vol worden. Dat is bemoedigend voor onszelf. Maar nodig voor iedereen en vooral voor die mensen, die helemaal ontspoord zijn: jongeren, die leeftijdgenoten treiteren of in elkaar schoppen; volwassenen, die op straat in de rondte schieten en zo zelfs heel kleine kinderen verwonden. Dat ook zij in het evangelie van Onze Heer Jezus Christus mogen (her)ontdekken, dat God ook héél véél van hen houdt; dat zij inzien wat goed is en wat kwaad, wat gelukkig maakt en ongelukkig, wat leven geeft en wat voert tot de dood.

Wij zijn maar eenvoudige mensen. En toch ziet God veel goeds in ons. Mogelijkheden om ook via ons zijn Blijde Boodschap te verspreiden. Bidden wij, dat wij ook die kwaliteiten in onszelf én in medemensen mogen ontdekken.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, menigmaal hebt Gij tot ons gesproken door uw profeten, maar in Jezus van Nazaret herkennen wij gelovig uw mensgeworden Woord, de blijde boodschap voor alle mensen van alle tijden. Wij bidden: maak ons bereid gelovig naar U te luisteren; dat wij uw Woord ter harte nemen en het aan allen verkondigen. Door … Amen.

Kinderwoorddienst

Preek

Broeders en zusters, pas wanneer Jezus Christus dertig jaar oud is, begint Hij met zijn openbare leven. Dan zegt Hij zijn mening over allerhande zaken, geeft Hij zijn kijk op het leven, het leven van de mensen, en het leven van God.

Pas nadat Maria en Jozef het geloof in Jezus’ Hart hebben uitgezaaid en het bij Hem is gegroeid tot een onvoorstelbare hoogte, gaat Hij zeggen hoe de mensen elkaar moeten dienen, hoe wij, mensen, God moeten eren.

Lucas, de evangelist, zegt, dat Jezus Christus aan dit avontuur begint, nadat Hij enige tijd in de stilte van de woestijn heeft doorgebracht. Dáár is Hij gesterkt door de heilige Geest.

Dan keert Hij terug in Galilea en treedt als rabbi, als leraar, op in de Joodse synagogen. Een synagoge is eigenlijk niet zo zeer een kerk als wel een leerhuis, waar de oude boeken van Mozes en de profeten werden gelezen, bestudeerd en uitgelegd.

Op een dag is Jezus in Nazaret, het dorpje waar Hij is grootgebracht. En als gelovige Jood gaat ook Hij op de sabbat naar de synagoge. Ze reiken Hem een boekrol aan en Hij leest een passage uit de profeet Jesaja: “De Geest des Heren is over Mij gekomen, omdat Hij Mij gezalfd heeft. Hij heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden, dat zij zullen zien: om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer.”

Na de voorlezing van deze tekst gaat Jezus zitten. Alle ogen zijn gespannen op Hem gericht en Hij zegt: “Het Schriftwoord, dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan.”

Wanneer een president of premier zijn ambtstermijn begint, legt hij een soort regeringsverklaring af. Daarin worden de grote lijnen van zijn plannen geschetst. Of wij kunnen denken aan de troonrede met prinsjesdag. De gelezen woorden van Jesaja, zegt Jezus, zijn mijn ‘regeringsprogramma’. Dus: armen, gevangenen, blinden, verdrukten helpen en voor hen een nieuwe tijd doen aanbreken.

De toehoorders van Jezus en zijn volgelingen dachten aanvankelijk, dat Jezus dat allemaal zelf zou gaan doen. En toen Hij al een paar jaar later – veel te vroeg naar hun mening – de dood vond, dachten zijn leerlingen, dat Hij wel héél spoedig zou terugkeren om die nieuwe tijd alsnog te laten aanbreken.

In de loop van de jaren, die kwamen, begrepen de leerlingen echter, dat het programma van Jezus Christus nu hún taak was geworden. Zíj, alle gelovigen samen – zo schrijft Paulus in de tweede lezing van vandaag – vormen nu het ene lichaam van Christus. En alle ledematen hebben daarin hun eigen plaats en taak. De één kan niet tot de ander zeggen: “Dat doet hij of zij wel”, of “Daar heb ik hem of haar niet bij nodig”. Nee, legt Paulus uit, we hebben elkaar in de geloofsgemeenschap allemaal nodig, en iedereen heeft zo zijn eigen kwaliteiten tot opbouw van het geheel.

Dat schrijft hij aan de eerste en nog jonge parochie van Korinte, een havenstad, en dus ook een kerk met allerlei soorten talen en culturen, allerlei mensen en meningen. Een veelkleurige kerk is het, waarin de joodse christenen toch denken een beetje meer te zijn, en sommigen denken geleerder te zijn dan de meeste anderen. En Paulus accepteert en respecteert die verscheidenheid: jullie zijn verschillende ledematen, die niet buiten elkaar kunnen. Alleen ben je niets; samen vorm je het ene lichaam van Christus.

En allemaal samen, hoe verschillend sommige mensen in de diverse parochies of kerken ook zijn, allemaal samen hebben we dezelfde taak: bezield door dezelfde Geest armen, gevangenen, blinden en verdrukten bijstaan, en voor iedereen een tijd van genade doen aanbreken. Dat beginselprogram van Hem, gelezen op die dag in Nazaret, moet onze blijvende zorg zijn.

Voor alle duidelijkheid: veelkleurigheid wil niet zeggen, dat iedereen vrij is om te geloven wat hij wil. Nee, er is één Heer, één geloof, één doopsel, zegt de heilige Schrift, maar een ieder brengt Jezus’ programma in praktijk in zijn eigen levenssituatie. Dat is een legitieme verscheidenheid.

Er zijn zoveel christelijke organisaties, die werken aan het uitbannen van armoede, aan het verbeteren van het onderwijs, aan het verhogen van de levensstandaard en aan het bieden van medische hulp aan degenen, die het nodig hebben. Maar de roep van de armen klinkt nog steeds. Er leven nog steeds daklozen in tenten en onder bruggen. Er zijn nog steeds hele bevolkingsgroepen, die lijden aan hongersnood. Er zijn nog steeds talloze mensen, die sterven aan behandelbare ziekten. En Jezus spoort ons nog steeds aan om alles te doen wat we kunnen om hen te helpen.

Deze uitdaging kan overweldigend lijken. Niettemin, als ieder van ons elke maand een uur of twee zou kunnen toevoegen om de roeping van de Heer te beantwoorden, zou dat een toename van honderden uren betekenen. Stellen wij ons de vreugde voor, die het Jezus zou geven om al zijn mensen de zalving van hun vormsel serieus te zien nemen en zich inspannen om mensen vrij te maken!

Verstaan wij Jezus’ oproep goed. Lammen, blinden en gevangenen zijn niet alleen de mensen, die letterlijk lam zijn, maar ook de mensen, die geen uitweg meer zien; mensen, die gevangen zitten in een onmogelijke situatie. Er zijn veel mensen, die gevangen zitten in allerlei vormen van verslaving. Mensen, die verdrietig zijn of zelfs boos, omdat zij niet hebben of niet kunnen wat anderen wel hebben of kunnen, alsof ze dan minder zouden zijn. Wij moeten niet eventjes helpen, nee, wij moeten een genadejaar afkondigen voor die mensen. Ze zó helpen, dat er voor hen een nieuwe tijd kan gaan beginnen.

Wij zijn met velen. Helpen wij allemaal iemand. Dan geven wij gehoor aan Jezus’ oproep. Dan werkt Jezus op aarde door ons. Dan mogen wij rekenen op Gods dankbaarheid, in deze wereld én strakjes in zijn wereld. Amen.