Preek op 23-06-2019, Sacramentsdag, jaar C

Preek op 23-06-2019, Sacramentsdag, jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Beste medegelovigen, welkom op het feest van Sacramentsdag. “De gave van de heilige Eucharistie is bestemd voor de hele wereld”, heeft paus Benedictus XVI ooit tijdens de viering van Sacramentsdag in Rome gezegd. De Paus onderstreepte ook, dat de Eucharistie een oproep inhoudt tot heiligheid en tot gave van zichzelf.

“Iedereen moet Jezus kunnen ontmoeten en door Hem genezen worden”, zo zei de paus. “De mens moet vernieuwd worden door de kracht van zijn Liefde”.

Paus Benedictus XVI herinnerde ons eraan, dat de Eucharistie het hart is van de Kerk. “In het Eucharistisch Sacrament gaat de Heer door met ons te beminnen ‘tot het einde’, tot de gave van zijn Lichaam en Bloed”.

De Paus onderstreepte ook de werkelijke aanwezigheid van Christus in de Eucharistie en stelde, dat de Eucharistie “onmisbaar voedsel” is. “Jezus is het brood van leven”.

Broeders en zusters, als iemand bij ons thuis binnenkomt of wijzelf komen binnen, dan zijn we blij, we begroeten elkaar. Laten wij ons ook bewust zijn van de heilige aanwezigheid van Gods eigen Zoon. Beseffen wij, dat wij hier de allergrootste gaven kunnen ontvangen.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, voor hen die Gij bemint, is niets zo dierbaar als uw blijvende aanwezigheid. Uw Zoon heeft ons zijn Lichaam en zijn Bloed gegeven, het grote teken van het nieuw verbond. Laat de gedachtenis aan zijn lijden, dood en opstanding ons steeds voor ogen staan, als wij rondom uw heilige tafel eten van dit brood en drinken uit deze beker. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.

Preek

Broeders en zusters, de profeet Jesaja zei reeds, dat God een verborgen God is. Maar Hij heeft in de schepping wel zijn sporen nagelaten. En gelukkig kwam ook het moment, dat God een tipje wilde oplichten van de sluier, die ligt over zijn diepste wezen. Hij wilde zelfs onder de mensen wonen en werken. Dat gebeurde door Maria, de allerheiligste Maagd en Moeder van God.

Er waren enkele mensen, die zó eenvoudig van hart waren, dat zij de goddelijke aanwezigheid op aarde herkenden: Maria zelf, Sint Jozef, de herders, de wijzen, Anna en Simeon.

Deze laatste, een grijsaard, die jaren lang in de tempel had gewacht op de komst van de beloofde Verlosser, kon zeggen – toen hij Jezus als baby’tje in zijn armen nam: “Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd” (Luc. 2,29-30). Ik hoop, dat wanneer wij tot het altaar en het tabernakel naderen, ook wij kunnen zeggen: Mijn ogen hebben thans uw heil aanschouwd.

Ook tijdens zijn openbare leven bleef Jezus Christus voor veel mensen een verborgen God, want, ondanks de vele wonderen, kwamen lang niet alle mensen tot geloof. En zeker in de Hof van Olijven en op de Berg van Calvarië was zijn godheid verborgen. Maria en ook Johannes herkenden Hem als Zoon van God, maar in de ogen van de meeste aanwezigen was Hij een ordinaire misdadiger.

In de heilige Eucharistie verbergt Jezus zich alweer. Nu in de eenvoudige gedaanten van brood en wijn. Hij doet dat zo, opdat wij Hem door ons geloof en onze liefde kunnen ontdekken. Wij willen God dan ook vragen, dat wij zó eenvoudig van hart mogen zijn, dat ook wij Hem kunnen herkennen. Wij willen Jezus vragen of wij Hem vol geloof en eerbied mogen aanraken, zoals die zieke vrouw, die de zoom van Jezus’ kleed aanraakte en waardoor zij genezen werd. Wij willen vragen, of wij altijd bij Hem mogen blijven, want Hij is de enige, die ons voor altijd en eeuwig gelukkig kan maken.

Beste medegelovigen, Jezus Christus’ aanwezigheid in de heilige Eucharistie heeft alles te maken met zijn liefde voor ons. Als je echt iemands vriend wilt zijn, hoor je toch bij hem te zijn, vreugde en verdriet met elkaar te delen!? In afwachting van onze aankomst in de hemel wil Jezus Christus op aarde onder ons verblijven op onze altaren en in onze tabernakels. In dit licht begrijpen wij misschien ook beter Jezus’ uitspraken als “Blijft in Mij, zoals Ik in u” (Joh. 15,4) en “Ik noem u geen dienaars meer … maar u heb Ik vrienden genoemd” (Joh. 15,5) en “Blijft in mijn liefde” (Joh. 15,9).

Het gaat erom, dat wij hier bij het altaar en het tabernakel onze vriendschap met Jezus voeden. Hier mogen wij onze idealen uitspreken in de hoop, dat Hij zal kunnen en willen helpen om ze te verwezenlijken.

Hier mogen wij onze zorgen en angsten neerleggen in het vertrouwen, dat Hij ons op z’n minst zal sterken om ons kruisje verder te kunnen dragen.

De bedoeling is, dat wij steeds meer één worden met Jezus Christus, steeds meer op Hem gaan lijken. Soms zie je, dat mensen helemaal opgaan in muziek. Hun lichaam gaat mee met de beweging van de melodie. Zo moeten wij één worden met Christus om goede vruchten te kunnen voortbrengen voor deze én voor de toekomstige wereld.

Door met Hem één te worden, worden wij langzaam aan geschikt gemaakt voor de eeuwigheid. Hier bij het altaar en het tabernakel – waar we altijd even mogen knielen of – als we wat ouder zijn – buigen – raakt de hemel de aarde.

Zoals Jezus Christus te midden van de apostelen en grote volksmenigten liep, preekte, wonderen deed, zo is Hij hier in ons midden. Op een nog mooiere wijze, want veel mensen in de menigte zagen Hem op afstand of konden Hem even aanraken, maar wij kunnen ‘communie’ met Hem hebben, één met Hem worden naar lichaam en geest.

Broeders en zusters, wij moeten ons niet laten misleiden door onze zintuigen. Zij kunnen niet eens de radiostralen zien, die dwars door onze kerk gaan. Laat staan, dat zij een onderscheid kunnen maken tussen gewoon brood en het Lichaam van Christus. Onze zintuigen zijn een bron van kennis, inderdaad, maar tegelijkertijd vormen zij een begrenzing: tot hier en niet verder. Willen wij wat de hemelse dingen betreft verdergaan, zullen wij moeten kijken met de ogen van het geloof.

De grote waarheid van ons katholieke geloof is, dat Jezus Christus zozeer van ons houdt, dat Hij voor ons allen mens is geworden, gestorven en verrezen, om ons gelukkig te maken.

Eigenlijk is Jezus alleen maar verborgen … voor wie nog niet geloven. Wij mogen Hem strakjes ontvangen – vooropgesteld natuurlijk dat wij min of meer waardig zijn – en dan zal Hij de genade van geloof, hoop en liefde in ons vermeerderen.

Proberen wij de heilige Communie met zo veel mogelijk eerbied en aandacht ontvangen. Het lijkt mij het beste om – wanneer wij op onze plaats teruggekeerd zijn – onze ogen te sluiten en in onszelf te keren. Stellen wij ons voor, dat dat goddelijke vuur in ons brandt. Zien wij Jezus staan te midden van de menigte. Misschien kunnen wij gewoon naast Hem gaan staan en zijn kleed aanraken, of onze hand op zijn schouder leggen, en Hem vragen: Heer, help mij of help een familielid, dat de weg helemaal kwijt is. De heilige Communie is het allergrootste, dat wij op aarde kunnen ontvangen. Het is werkelijk een persoonlijke ontmoeting met de Heer.

Broeders en zusters, man en vrouw willen toch één zijn met elkaar!? Ouders willen één zijn met hun kinderen!? Is het niet heerlijk om je met elkaar verbonden te voelen!? Laten wij dan ook werken aan onze verbondenheid met Jezus Christus. Laten wij God danken voor dit grote en heilige Sacrament.

Even nog een verhaal. Zeven leerlingen maakten met hun meester ergens in het verre Oosten een ochtendwandeling. In de vroege zon schitterden de dauwdruppels. Bij een grote dauwdruppel hield de meester halt. Hij schaarde de leerlingen zo rond de druppel, dat de zon erop bleef schijnen . Hij vroeg: “Welke kleur heeft deze dauwdruppel?” “Rood,” zei de eerste, “Oranje,” zei de tweede, “Geel,” zei de derde, “Groen,” zei de vierde, “Blauw,” zei de vijfde, “Paars,” zei de zesde en de zevende zei: “Violet.” Ze stonden verbaasd over deze verschillen. Omdat ze er allemaal zeker van waren, dat ze hun kleur goed gezien hadden, kregen ze bijna ruzie. Toen zei de meester: “Verwissel eens van plaats.” Toen drong het tot hen door, dat allen de waarheid hadden gesproken.

In onze omgang met de Eucharistische Jezus – onze hemelse Dauwdruppel – zitten wij allemaal op een verschillende plaats. Laten wij elkaar respecteren, van elkaar leren, en laten wij bovenal Jezus dankbaar zijn voor deze grote Gave, die Hijzelf is. Amen.